Hoofdstuk 6 deel 1 Flashcards

1
Q

Waar ligt volgens Freud de nadruk in het eerste levensjaar?

A

Op het Id: orale fase: behoefte aan voeding en orale stimulatie is cruciaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar ligt volgens Erikson de nadruk in het eerste levensjaar?

A

Op het Ego: oraal-sensorisch stadium: betrokkenheid van alle zintuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk conflict onderscheidt Erikson in het eerste levensjaar?

A

Basisvertrouwen vs wantrouwen:

  • cruciale rol van beschikbare en sensitieve ouder
  • wederzijdse bevestiging en vertrouwen komt tot uiting via rituelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk conflict onderscheidt Erikson in het tweede levensjaar?

A

Autonomie vs schaamte:
Positieve oplossing: aanbieden van gepaste begeleiding en redelijke keuzes, peuter wint aan zelfvertrouwen
Negatieve oplossing: twijfel en angst, peuter zal te kort aan zelfbeheersing hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van emoties?

A
  • universeel bij mensen
  • hebben lange geschiedenis in evolutie en overlevingswaarde
  • kunnen rechtstreeks afgeleid worden uit gelaatsuitdrukkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In het begin heeft een baby weinig differentiatie, er zijn twee globale toestanden van opwinding, welke?

A
  1. Aantrekking tot aangename stimulatie

2. Terugtrekken van onaangename stimulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het belang van glimlachen?

A
  • verbindt ouders en baby

- is uitdrukking van het beheersen van een nieuwe vaardigheid: bevordert de competenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de functie van woede?

A
  • adaptief bij verkenning van omgeving
  • cognitieve ontwikkeling: je kan intentioneel gedrag stellen, waardoor je weet krijgt van factoren die je doelstellingen verhinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is scheidingsangst?

A

Angst om door verzorgingsfiguren verlatende worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is sociale bevestiging?

A

Kind basseert zich op emotionele reactie van vertrouwenspersoon om situatie te kunnen duiden en te kunnen beslissen hoe te reageren in onzekere situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de voordelen van sociale bevestiging?

A
  • vormt krachtige methode om negatieve gebeurtenissen te vermijden
  • omgeving leren kennen door onrechtstreekse ervaringen
  • ze kunnen eigen interne emotionele toestand beter benoemen en leren kennen door vergelijking met die van ouderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn zelfbewuste emoties?

A

Emoties die betrekking hebben op ons gevoel een eigen zelf te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is emotionele zelfregulatie?

A

De strategieën die we gebruiken om onze emotionele toestand tot een comfortabel niveau te brengen zodat we onze doelen kunnen bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe dragen verzorgers bij tot emotionele zelfregulering?

A
  • tolerantie voor stimulatie neemt toe
  • ouders die adequaat en sensitief troostend optreden
  • ouders leren aan wat sociaal aanvaardbaar is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat stellen Thomas & Chess ivm het temperament?

A
  • Temperament voorspelt psychologische aanpassing

- Opvoedingsstijl ouder beïnvloedt emotionele stijl kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke negen dimensies kent temperament?

A
  1. activiteitsniveau
  2. ritmiciteit
  3. verstrooidheid
  4. toenadering/wegtrekken
  5. aanpassing
  6. aandacht en volharding
  7. intensiteit van reactie
  8. niveau van responsiviteit
  9. kwaliteit van affect
17
Q

In welke drie types resulteert het temperament?

A
  • makkelijk
  • moeilijk
  • slow to warm up
18
Q

Wat zijn de kenmerken van iemand met een makkelijk temperament?

A
  • komt als baby snel tot regelmatige gewoonten
  • is meestal opgewekt
  • past zich makkelijk aan nieuwe ervaringen aan
19
Q

Wat zijn de kemerken van iemand met een moeilijk temperament?

A
  • is regelmatig inzake dagelijkse gewoonten
  • reageert negatief en intens
  • past zich traag aan nieuwe ervaringen aan
20
Q

Wat zijn de kenmerken van iemand met een slow to warm up temperament?

A
  • is niet actief
  • reageert matig en weinig intens op omgeving, negatieve stemming
  • past zich traag aan nieuwe ervaringen aan
21
Q

Welke vierde type temperament zouden we kunnen onderscheiden en wat zijn hiervan de kenmerken?

A

Niet geclassificeerd:

  • vertonen een unieke combinatie van temperament kenmerken
  • angstig en teruggetrokken gedrag en agressief gedrag in vroege en midden kindertijd
22
Q

Hoe word temperament gemeten?

A
  • interviews met of vragenlijsten voor ouders
  • gedragsbeoordeling door mensen die het kind kennen
  • laboratoriumobservaties
  • fysiologische metingen