HC 8.5 Antimicrobiële therapie II Flashcards
Wat zijn de principes van antimicrobiële therapie? (wat houd t het therapie deel in en wat houdt het profylaxe deel in?)
Therapie
Eerst empirisch, rekening houdend met meest waarschijnlijke verwekker (niet per definitie met een breed spectrum!). Daarna gericht op grond van kweekuitslag. Gevoeligheidsbepaling nodig om te kunnen stroomlijnen.
Profylaxe
Om infectie te voorkomen. Er is nog geen sprake van infectie
Bijvoorbeeld:
- postexpositie profylaxe na contact met meningokok
- profylaxe ter voorkoming postoperatieve wondinfecties
- tetanusvaccinatie
Wat bepaalt de (empirische) keuze voor een antibioticum?
- Wat is het focus van de infectie?
- Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van deze infectie?
- Zijn er “oude” kweekuitslagen bekend?
- Wat is de beste toedieningsweg en dosering?
- Zijn er (relatieve) contra-indicaties voor bepaalde middelen?
- Kosten
Wat is het focus van de infectie? Waar moet je dan over nadenken?
- Waar komen de klachten vandaan?
- Hoe ver breidt de infectie zich uit?
- Lokaal of systemisch?
- Doelorgaan?
Bepaalt welk middel, maar ook de toedieningswijze (oraal, parenteraal, lokaal). De antwoorden op de bovenstaande vragen bepalen of mijn middel wel komt op de plek waar de infectie zich bevindt.
Wat is noodzakelijke informatie omtrent de focus van de infectie?
- Anamnese
- Lichamelijk onderzoek
- Soms beeldvorming
Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van de infectie? Waar moet je dan over nadenken?
- Kennis van meest voorkomende pathogenen bij infectie nodig!
- Empirische therapie hoeft niet per definitie breed te zijn
Wat zijn de voorwaarden voor genezing van een infectie door een antimicrobieel middel?
- het middel moet de ontstekingshaard of het getroffen orgaan in voldoende mate bereiken -> farmacologische parameters (PK/PD)
- Het middel dient het oorzakelijk micro-organisme te kunnen doden of de groei ervan te remmen (‘gevoelig zijn’)
Wat kun je met bekende oude kweek uitslagen?
- Voor empirische therapie: eventuele oude kweekuitslagen (op basis hiervan kun je je empirische therapie aanpassen)
- Indien nieuwe kweekuitslagen bekend -> stroomlijnen
Wat is de beste toedieningsweg en dosering? Waar moet je rekening mee houden?
Farmacokinetiek van antibioticum sterk bepalend voor de wijze (oraal/intraveneus), frequentie en duur (lang of kort/continu of bolus) van toediening.
farmacokinetiek = processen die plaatsvinden met het antibioticum in het lichaam nadat dit is toegediend.
Waardoor wordt de farmacokinetiek bepaald?
- Plasmaconcentratie afhankelijk van mate van absorptie
- Biologische beschikbaarheid = fractie van dosis die onveranderd in algemene circulatie komt. De biologische beschikbaarheid wordt door de volgende zaken bepaald:
o Vrijkomen uit toedieningsvorm
o Oplosbaarheid
o Afbraak door maagzuur of darmbacteriën
o First-pass effect (metabolisatie in darmwand en lever)
Waardoor verschilt de verdeling van het AB over de weefsel sterk per AB?
- Antibioticum eigenschappen
o oplosbaarheid in vet
o binding aan plasma-eiwitten en weefselcomponenten - Gastheerfactoren
o Vascularisatie van weefsels
o Natuurlijke barrières (bijv. bloed-hersenbarrière)
o Mate van ontsteking
Wat zijn de principes van anti-microbiële therapie omtrent abcessen?
We weten dat antibiotica slecht een abces penetreert. Bij een goed gevormd abces zijn antibiotica niet goed werkzaam. Door:
- weinig O2 (anaëroob milieu)
- lage pH in het abces
Daarom is drainage (meestal) noodzakelijk
Wat is de farmacodynamiek omtrent AB?
Farmacodynamiek omtrent antibiotica: Het effect van het antibioticum concentratieprofiel op de infectieverwekker in het lichaam over de tijd.
Wat is MIC en wat is het verband tussen MIC en gevoeligheid?
MIC: bij welke concentratie van AB zien we geen groei meer van de bacterie.
MIC vs gevoeligheid
- EUCAST: bepaalt welk micro-organisme bij welke MIC nog gevoelig genoemd kan worden
- Boven een bepaald breekpunt is een micro-organisme “resistent”
- Op basis van in vitro en PK/PD data
Waar hangt de beste toedieningsweg en dosering van AB van af?
- PK/PD parameters (naast eerder genoemde factoren ook bijv. killingsnelheid)
- Beschikbaarheid van formulering (soms kan het niet oraal of intraveneus)
- Nier- / leverfunctie
- Gewicht
- Zo mogelijk oraal toedienen vanwege:
o Kosten
o Complicaties
Bij ernstig zieke patiënten vrijwel altijd intraveneus. Switch naar oraal als: - Klinisch verbeterd
- Orale toediening is mogelijk en er is geen malabsorptie
- Resistentie is uitgesloten of onwaarschijnlijk (met behulp van een anti-biogram)
Zijn er (relatieve) contra-indicaties voor bepaalde middelen?
- Nierfunctie (soms kunnen we het middel aanpassen aan de nierfunctie)
- Allergieën
- Bijwerkingen
- Interacties