Delftse Methode Zinnen 9, 10, 11, 12 Flashcards
How did you come to class?
Hoe ben jij naar de les gekomen?
I got off at the station
Ik ben bij het station uitgestapt
I walked to school from the station
Van het station ben ik lopend naar school gegaan
How long was your journey?
Hoe lang duurde je reis?
How long did it take you?
Hoe lang heb je erover gedaan?
It took me half an hour
Ik heb er een half uur over gedaan
In addition, it is usually crowded in the bus
Bovendien is het meestal druk in de bus
The bus is also often delayed
De bus heeft ook vaak vertraging
I find that annoying
Dat vind ik vervelend
Well, because it always rains here.
Nou, omdat het hier altijd regent.
And if you cycle in the rain, you will get wet
En als je in de regen fietst, word je nat
That’s a drawback.
Dat is een nadeel.
Then I’d rather take the bus.
Dan neem ik liever de bus.
And who is coming by car?
En wie komt er met de auto?
Does anyone have a car?
Heeft er iemand een auto?
Look, there he stands: that little white one over there.
Kijk, daar staat hij: die kleine witte daar.
There is no bus in my neighborhood.
Er komt geen bus bij mij in de buurt.
I can go everywhere by car.
Met de auto kan ik overal naartoe.
I never have to wait.
Ik hoef nooit te wachten.
Unless you’re in a traffic jam.
Behalve als je in de file staat.
There are no other people in it.
Er zitten geen andere mensen in.
You can listen to the radio.
Je kunt naar de radio luisteren.
Yes, that is an advantage.
Ja, dat wel een voordeel.
The lesson has already been going on for fifteen minutes.
De les is al een kwartier bezig.
You don’t live far away.
Je woont niet ver weg.
But this morning my bike was broken.
Maar vanochtend was mijn fiets kapot.
That’s why I had to walk.
Daarom moest ik lopen.
Then will it take more time.
Dan doe ik er langer over.
Was your bike also broken yesterday?
Was je fiets gisteren ook kapot?
Some people are never lucky!
Sommige mensen hebben nooit geluk!
What time will the shops close?
Hoe laat gaan de winkels dicht?
When are you going on vacation?
Wanneer ga je met vakantie?
How many times a week do you have lessons?
Hoeveel keer per week heeft u les?
We want to know when something happens, or how long something lasts,
We willen weten wanneer iets gebeurt, of hoe lang iets duurt.
The weather varies by season.
Het weer verschilt per seizoen.
Often the sun shines, but it also rains very often.
Vaak schijnt de zon, maar het regent ook erg vaak.
It gets cold in October and November.
In oktober en november wordt het koud.
In the spring, leaves appear on the trees again.
In de lente komen er weer bladeren aan de bomen.
It gets dark early. It’s windy. Yellow leaves fall from the trees.
Het wordt vroeg donker. Het waait. Gele bladeren vallen van de bomen.
It gets even colder
Het wordt nog kouder
It is getting warmer, the temperature is rising, the days are getting longer.
Het wordt warmer, de temperatuur stijgt, de dagen zijn steeds langer.
Do you have your own house? Or do you rent a house? or do you live in rooms, so in someone else’s house?
Hebben jullie een eigen huis? Of huren jullie een woning? of woon je op kamers, dus bij iemand anders in huis?
Together with a friend and two other roommates, all men
Samen met een vriend en twee andere huisgenoten, allemaal mannen
We also eat together every now and then
We eten ook af en toe same
The kitchen is not spacious
De keuken is niet ruim
There are no windows. Yet I am satisfied.
Er Zitten geen ramen in. Toch ben ik tevreden.
How much did you pay for it, if I may ask?
Hoeveel betaal je ervoor, als ik vragen mag?
What do you call expensive?
Wat noemt u duur?
I personally think that is a reasonable rent
Zelf vind ik dat een redelijke huur
How did you get that room?
Hoe ben jij aan die kamer gekomen?
But my boyfriend and I will be moving in together soon.
Maar mijn vriend en ik gaan binnenkort samenwonen.
Preferably close to the center.
Het liefste dichtbij het centrum.
Would you like to come for a meal next Saturday?
Heb je zin om volgende week zaterdag te komen eten?
It’s not very far. You can walk it.
Het is niet heel ver. Je kunt het lopen.
Shall I explain?
Zal ik het even uitleggen?
My mobile shows me the way
Mijn mobiel wijst me de weg
Lisa lives around the corner from me
Lisa woont bij mij om de hoek
The two of us will find your house.
Met z’n tweeén vinden we je huis wel.
That’s not necessary
Dat hoef niet
I know by heart how to walk.
Ik weet uit mijn hoofd hoe we moeten lopen.
Should we turn left or right here? I forgot.
Moeten we hier links of rechtsaf? ik ben het vergeten.
We have to turn left here. We walk straight on
We moeten hier linksaf. We lopen rechtdoor
So we go in the same direction first.
Dus we gaan eerst verder in dezelfde richting.
Lisa and Alex cross the busy wide road.
Lisa en alex steken de drukke brede weg over.
It should be about there.
Daar moet het ongeveer zijn.
No, come on, it’s only four flights of stairs.
Nee, kom, het zijn maar vier trappen.
At the top they go around the corner to the left. Number 77 is the last door on the left.
Boven gaan ze links de hoek om. Number 77 is de laatste deur aan de linkerkand.