W3ZOs Flashcards
1
Q
Regerenatie vs littekenvorming
A
Afhankelijk vd intrinsieke delinsgactiviteit van de cellen en verschilt per celtype:
- labiele cellen: continue mitotische activteit, hoge turnover
- stabiele cellen: lage mitotische activiteit dat evt bij beschadiging verhoogd kan worden
- permanente cellen: vrijwel geen mitotische activiteit -> bijna altijd littekenvorming
2
Q
Angiogenese
A
- Vasodilatatie door NO en verhoogde permeabiliteit door VEGF
- Loskomen pericyten
- Migratie endotheelcellen naar het genied met schade
- Proliferatie endotheel cellen
- Remodellering en vorming van buizen
- Migratie van pericyten naar het endotheel bij capillairen en glad spierweefsel bij grotere vaten
- Onderdrukking endotheelgroei en afzetting van basaalmembraan
3
Q
HEV-endotheel
A
Cellen bevatten meer cytoplasma en hebben verhoogde expressie van adhesiemoleculen (ICAM-1 en VCAM-1)
-> hoog endotheel veroorzaakt wervelingen in bloedstroom -> vertraging & botsen lymfocyten vaker tegen wand -> hoog endotheel zorgt voor groter contactoppervlak -> herkenning chemokinen
4
Q
Mycobacteriële bacteriën
A
Mycobacterium tuberculosis complex
Non-tuberculeuze mycobacteriën (NTM)
Mycobacterium leprae
5
Q
TSS
A
- door s. aureus met TSST-1 gen
- kinderziekte: meeste inviduën hebben antistof tegen TSST-1
- menstruele en non-menstruele
- > ondersteunende therapie
- koorts, huiduitslag, spierpijn, hypotensie, vervellingen van huid, diarree, multipel orgaanfalen, dood
6
Q
Superantigenen
A
- binden direct aan MHC-II moleculen aan het oppervlak vd APC
- worden niet in de antigeenspecifieke groeve vd TLR gebonden, maar aan de Vbèta keten
- zorgen voor activatie specifieke Vbèta+ T-lymfocyten -> niet gericht tegen superantigeen zelf