W3PD6: Een patiënt met tbc Flashcards
1
Q
Soorten ziekte
A
- latent: besmetting, geen actieve ziekte
- actief:
open: tbc aantoonbaar in patiëntmateriaal in contact met buitenwereld zoals sputum
gesloten: actieve extrapulmonale ziekte
2
Q
RF
A
- hoog endemische landen
- kleine behuizing en slechte ventilatie
- lage sociaal-economische status
- HIV/AIDS en immuunsuppressieve medicatie
- ondervoeding
- alcoholisme
- verslaving
- zorgmedewerkers
3
Q
Besmetting
A
- inhalatie: mens-mens transmissie, aangehoest worden door patiënt met open tbc
- weinig via: voedsel, melk (bij geen pasteurisatie)
4
Q
Granuloomvorming
A
- na inhalatie wordt de bacil gefagocyteerd door macrofagen, maar overleeft intracellulair
- macrofagen worden omringd door neutrofiele granulocyten en T-lymfocyten die een fibrotische wand vormen: granuloom
- geïnfecteerde macrofagen worden afgeschermd van het omliggende weefsel en O2 -> kern necrotiseert
- > geïnfecteerde macrofagen kunne jaren aanwezig blijven
- > als evenwicht verstoord raakt en de granuloom kapot gaat -> replicatie -> verspreiding
5
Q
Symptomen
A
Algemeen:
- typisch: gewichtsverlies, transpireren, malaise, koorts
- atypisch: TBC is imitator, altijd in DD
Orgaangebonden
- pulmonaal: hoesten, haemoptoë, thoracale pijn, dyspnoe
- extrapulmonaal: pleurae, wervels, cerebraal, meningen, lymfklieren
6
Q
Diagnostiek
A
Test op besmetting:
- mantoux: sensitiviteit en specificteit niet optimaal
- IGRA: bloedtest, goede specificiteit
Vaststellen ziekte: anamnese, kliniek, radiologie, histologie, microbiologie
7
Q
Therapie
A
- doel: curatie, reductie trnasmissie, voorkomen resistentie
- vorm: sanatoria, chirurgie (abcessen), medicamenteus
- GGD: meldingsplicht, contactonderzoek, toezicht op behandeling