W2HC7: Cytokines en chemokines Flashcards

1
Q

Cytokines

A
  • kleine, oplosbare eiwitten
  • groeifactoren, chemokines en ‘overig’
  • pleiotroop en redundant
  • functioneren in een netwerk, waarbij ze elkaars activiteit synergetisch of additief kunnen versterken of inhiberen
  • effecten zijn procesfase- en concentratieafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Groeifactor

A

Cytokine dat de proliferatie van cellen stimuleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Chemokine

A

Cytokine met chemotactische werking op cellen

  • cysteïnes met zwavelbruggen
  • homeostatisch of inflammatoir
  • worden alleen aangetrokken door cellen als die de juiste receptor hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pleiotropie

A

1 cytokine beïnvloedt meerdere celtypen en heeft uitlopende effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Redundantie

A

Verschillende cytokines hebben overlappende functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschillende interacties van cytokines

A
  • additie: effecten van verschillende cytokines tellen bij elkaar op
  • synergie: effecten versterken elkaar
  • inhibitie: effecten dempen elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

TNF & IL-6

A
  • induceren ieder voorzichzelf IL-6
  • allebei aanwezig -> versterkte productie IL-6 (synergie)
  • IL-6 stimuleert eigen productie
  • IL-6 remt IL-1 en TNF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lokale en systemische effecten IL-1, TNF en IL-6

A
  • lokaal: activatie endotheelcellen en leukocyten
  • systemisch: koortsreactie in het brein, lever acute fase eiwitten, beenmerg meer leukocytenaanmaak
  • systemisch pathologisch: lagere cardiac output, thrombus vorming, insuline resistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Productiemechanismen

A
  • aanwezig op membraan -> in circulatie door enzymactivatie
  • aanwezig in vesicles -> in circulatie door degranulatie
  • aanwezig in cytosol als pro-cytokine -> activatie door inflammasoom
  • de novo transcriptie en translatie na cel activatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

IFN

A

Type 1 anti-virus respons: virus-geïnfecteerde cel geeft IFN alfa en bèta af -> interferonen respons:
- inductie resistentie virale replicatie in alle cellen
- verhoging expressie van liganden voor receptoren op NK cellen
- activatie NK cellen
Timing is belangrijk:
- IFN-gamma te vroeg zorgt voor suppressor cel, te laat zorgt voor verlies killing activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Crosstalk

A

geïnfecteerde macrofaag produceert cytokines -> NK reageren -> gaan prolifereren en IFN-gamma produceren -> jaagt macrofaag aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

JAK-STAT pathway

A
  • cytokines zorgen voor JAK activatie

- via fosforylering activeren STAT moleculen -> zet productie aan voor productie factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Driver vs follower

A
  • driver: beplaat of immuuncellen naar immuunsuppressie gaan of activatie
  • follower versterkt de reactie de bepaalde richting uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly