HC.4 Inleiding parasitologie Flashcards
1
Q
Soorten parasitologie
A
- symbiose: in associatie met elkaar leven van organismen van verschillende soorten
- commensialisme: commensaal heeft voordeel, gastheer geen voor- of nadeel
- parasitisme: leven ten koste van gastheer
- mutualisme: samenleven tot wederzijds voordeel
2
Q
Ectoparasieten
A
Parasieten die aan de buitenkant van de gastheer leven
3
Q
Leishmaniasis
A
- visceraal: vergrote lever en milt, verspreidt zich door het lichaam
- of cutaan: in huidvorm
- > 20 verschillende soorten
- overgebracht door een vector: vrouwelijke zandvliegjes
- intracellulaire parasiet
- fagocytose door immuuncellen, overleeft daar
- voorkomt fusie fagosoom met lysosoom
4
Q
Vector
A
Een e-vetrebraat (ongewerveld dier) die verantwoordelijk is voor overdracht van de parasiet
5
Q
Ontwikkelingscyclus
A
- zandvlieg neemt geïnfecteerd bloed op -> in maag zandvlieg scheurt macrofaag open en wordt verteerd -> amastigoten komen vrij -> differentieert tot volgend levensstadium -> parasiet komt in speekselklier zandvlief -> in volgend gebeten zoogdier komt parasiet, word herkent als lichaamsvreemd -> gefagocyteerd door macrofagen -> interfereren de afbraak: leukocyt gaat ten gronde -> leukopenie
6
Q
Ontwikkelinsgcycli
A
- directe ontwikkelingscyclus: parasiet heeft 1 gastheer
- indirecte ontwikkelingscyclus: parasiet heeft 2 of meer gastheren
7
Q
Gastheer
A
- definitieve: gastheer die volwassen parasiet herbergt en waarin de geslachtelijke vermenigvuldiging plaatsvindt
- tussengastheer: gastheer waar de asexuele of vegetatieve vermeerdering plaatsvindt
- gastheerspecificiteit: door een specialisatie ontstane gebondenheid van de parasiet aan een bepaalde gastheer
8
Q
Pathogenese viscerale leishmaniasis
A
- parasiet wordt versleept naar lymfeknopen, beemerg, milt en lever
- parasiet infecteert fagocyterende leukocyten
- aantasting van immuunsysteem
- repressie aanmaak bloedcellen
- onregelmatige koorts & superinfecties
9
Q
Cutane leishmaniasis
A
- geen versleping parasiet, ulcus rondom beet
- ulcus: pijnloos, langzaam groeiend, spontane genezing mogelijk, veel variatie
- littekenvorming
- mucocutaan: in mond en neusholte, soort recidief
10
Q
Zoönose
A
Infectie of ziekte van zoogdieren waarbij de mens als gastheer kan optreden.