VO.1 Kennismaking micro-organismen Flashcards
1
Q
Prokaryoten
A
- geen kern, DNA los in cytoplasma
- haploïd
- extrachromosomaal DNA
- geen mitochondriën
- kleine ribosomen (70S)
2
Q
Eukaryoten
A
- kern
- diploïd
- mitochondriën, ER, golgi
- grote ribosomen (80S)
3
Q
Fagocytose bescherming bacteriën
A
- produceren toxines die immuuncel doodmaakt
- kapsels produceren die binding tussen macrofaag en bacterie verhinderen
- stoffen produceren die fusie van fagosoom en lysosoom verhindert
- stoffen uitscheiden die schadelijke stoffen van het fago-lysosoom neutraliseren
- ingekapselde bacteriën kunnen activering signaalmoleculen remmen en APC vermogen cel verlagen
- ontsnappen uit het fagosoom en in cytoplasma overleven
4
Q
FUnghi
A
Eukaryoten, DNA en RNA< kern, ribosomen, mitochondriën, dikke rigide celwand, 1 of meercellig
- gisten: 1cellig, afsnoeren via knopvorming
- schimmels: meercellig, vertakkende hyphen die een netwerk vormen
5
Q
Parasieten
A
- eukaryoten
- ééncellige vorm: protozoën
- meercellig: ecto- of endoparasieten
6
Q
Grampositieve bacteriële celwanden
A
- peptidoglycaan
- ketens lipoteichoïnezuur
- lysozym: breekt peptidoglycaan af, komt virj als granulocyten uit elkaar vallen
7
Q
Gramnegatieve bacteriële celwanden
A
- dunne peptidoglycaanlaag, afgeschermd door laag lipopolysachariden (LPS) die niet gevoelig is voor het lysozym
- porines die ionen en voedingsstoffen doorlaten