W3HC2: Adaptieve immuunrespons Flashcards
1
Q
DC - T-cel interactie
A
3 signalen:
- 1: T cel herkent antigeenpeptide, CD 4 versterkt dit signaal: activatie
- 2: co-stimulatie, afgegeven door costimulatiemoleculen, CD80/86 interacteren met CD28 op de T cel: survival signaal
- 3: cytokine IL-12 wat ervoor zorgt dat de Tcel gaat differentieren
2
Q
Innate lymfoïde cel (ILC)
A
- wel van lymfoïde stamcel
- geen herschikte R
- snelle respons -> cytokines
- zorgen voor organogenese, tissue remodelling, anti-microbiële immuniteit, regulatie ontsteking, metabolisme
3
Q
Cytokine milieu invloed
A
- modelleert innate (APC) en adaptieve compartiment
- bepaalt Ig subklasse switch
IFN-gamma -> IgG
TGF bèta -> IgA
IL-1/IL-13 -> IgE
4
Q
Antistof mechanismen
A
Fab: neutralisatie FC: - complement activatie - opsonisatie -> fagocytose - sensitisatie van mestcellen, NK-cellen en fagocyten
5
Q
S1P
A
- hoge concentratie in bloed en lymfe, laag in weefsel en lymfeklier
- na activatie hebben lymfocyten een S1P-R expressie -> worden de periferie ingetrokken, daar zit een hoge concnetratie S1P
- met agonist voor de R kan je zorgen dat cel ongevoelig wordt voor emigratie -> ophoping in lymfeklier -> lymfopenie -> geen migratie naar locatie auto-immuunrespons