HC.8 Innate immuniteit 2 Flashcards
Complement
Activatie: C3 wordt gesplitst door C3 convertase (wat ook geactiveerd moet worden), in 2 componenten: C3a en C3b
Effector functies:
- stimuleren ontstekingsreactie
- faciliteren fagocytose
- lysis van microben door membrane attack complex (MAC)
MAC
Aan factor C5b worden C’s aan vast geplakt. C9 zorgt voor gaatjes in het membraan -> lichaamsvreemde cel wordt lek en gaat dood
Faciliteren fagocytose
Complement componenten kunnen functioneren als opsonine: vooral C3b
-> soort universele receptor, cel hoeft bacterie niet te herkennen, als er maar component gebonden is
Anafylatoxinen
- kunnen mestcellen laten degranuleren, activeren granulocyten, macrofagen -> uitstoot vaso-actieve stoffen -> anafylotoxische reactie
- contractie glad spierweefsel
- endotheel: verhoogde vasculaire permeabiliteit
- chemotaxie fagocyten
- activatie fagocyten: productie ROS cytokines, expressie FcR
C3 convertase activeren
- classical pathway: plasmacel maakt antistoffen -> antistoffen binden aan schadelijke cellen -> C4 en C2 binden aan antistof -. andere C componenten binen ook en splitsen C4 en C2 in componenten -> C4b en C2a kunnen binden en maken C3 convertase (C4bC2a)
- manose bindend lectine: lectine bindt aan manose (vooral bij bacteriën aanwezig) -> C2 en C4 kunnen weer binden -> etc.
- alternatieve route: via klassiek C3 convertase krijg je C3b -> kan binden aan andere factor B -> als het gebonden is aan C3b kan daar een hapje van genomen worden -> alternatieve C3 convertase C3bBb): positieve feedback
Cellulaire respons
- eerst neutrofiele granulocyten en monocyten -> later B en T
- neutrofiele granulocyten worden geactiveerd als innate receptoren worden getriggered -> gaan reactieve O2 producten maken (ROS), hun granulae uitspugen, macrofagen worden geactiveerd, die ook ROIs en NO en cytokines maken
Degranulatie van fagocyten
- mestcel, basofiele granulocyt -> vaso-actief
- neutrofiele granulocyt: anti-bacterieel
- eosinofiele granulocy: anti-parasitair
NETs
- mechanisme granulocyten
- bacteriën vangen in een net van mitochondireel en nucleair DNA netwerk met daaraan gekoppeld anti-microbiële factoren: histonen, granulae peptiden, enzymen
Fagocyteren
- gefagocyteerde bacteriën in hun fagosoom fuseren met het lysosoom -> bacterie wordt afgebroken
- verzuring, O2 radicalen (ROS), NO, eiwitten, peptides, nutrient depletie
- ROS en NO zijn heel kortlevend, zorgen ook voor fagocytose
- lysosomen verwerken bij lage pH
Activeren macrofaag
- M1 macrofaag: klassieke activatie, IFN-gamma zorgt dat de macrofaag geprimed kan worden -> bij 2e prikkel TNF-alfa of LPS krijg je een geactiveerde macrofaag -> weefselschade (katabool)
- M2 macrofaag: alternatieve activatie, belangrijk in weefselherstel (anabool)
- macrofagen kunnen door allerlei omgevingsfactoren verschillende kanten op, en zullen bepaalde moleculen meer of minder tot expressie brengen -> bepalend voor functionaliteit
Neurale sturing
Remming immuunsysteem zodat het niet levensbedreigend wordt
- cytokines zorgen ervoor dat er een neuraal signaal gaat naar de hersenen -> activeert HPA as (aanmaak glucocorticoïden die macrofaag remmen) en de n. fagus (zorgt dat norepinephrine vrijkomt en ACh) -> remmend voor macrofaag