VO 1.1 Hypothalamus-hypofyse-gonaden-as Flashcards

1
Q

Uit welke lagen bestaat het endometrium?

A

Functionele laag: wordt tijdens menstruatie afgestoten en reageert op hormonale veranderingen
Basale laag: Voor ziet functionele laag van voeding en hieruit vormt functionele laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke twee processen bestaat de cyclus?

A

De ovariële cyclus: Ovulatie en ontwikkeling follikel
De uteriene cyclus: Groei en verval endometrium centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoelang duurt een cyclus gemiddeld? Op welke dag vindt de ovulatie gewoonlijk plaats?

A

28 dagen, 20-35 dagen. Ovulatie vindt plaats op de 14de dag (14 dagen voor nieuwe menstruatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is de pre-ovulatoire periode en waaruit bestaat deze in de processen?

A

Voor de 14ste dag (voor ovulatie), bestaat uit de ovariële folliculaire fase en menstruele en proliferatieve fase in endometrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is de post-ovulatoire periode en waaruit bestaat deze in de processen?

A

Na de 14de dag (na ovulatie), bestaat uit de ovariële luteale fase en de secretoire fase van het endometrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk hormoon geeft de hypothalamus af in de gonaden as? Wat voor hormoon is dit en welke consequentie heeft dat?

A

GnRH, een eiwithormoon waardoor niet te meten in bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk hormoon wordt door het hormoon van de hypothalamus afgegeven en hoe wordt dit geprikkeld?

A

GnRH gaat via het portale systeem naar de hypofyse en stimuleert deze om FSH en LH af te gaan geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt GnRH voor de puberteit afgegeven en hoe erna? Welke effecten heeft dit?

A

GnRH wordt voor de puberteit constant afgegeven en na de puberteit pulsatiel. De frequentie en sterkte van GnRH pulsen regelen afgifte FSH en LH door de hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is een follikel opgebouwd?

A

Een primaire oöcyt omgeven door thecacellen en granusolacellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke functies hebben de verschillende cellen in de follikel?

A

De eerste tien dagen ontwikkelen de thecacellen receptoren voor LH en geven androsteendion af.
De granulosacellen binden FSH en produceren aromatase. Aromatase zet androsteendion om in oestrogeen.
Dag 10-14 beginnen granulosacellen ook LH-receptoren te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk effect heeft oestrogeen op de hypofyse? Welk effect heeft dit op de follikels?

A

Negatieve feedback voor afgifte van FSH. De follikel met de meeste FSH-receptoren blijft doorgroeien en oestrogeen produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke switch maakt oestrogeen en welk effect heeft dit op hormoonhuishouding?

A

Zodra oestrogeen een bepaalde hoogte in waarde heeft bereikt verandert de gevoeligheid van de hypofyse. Nu is er een positieve feedback, waardoor GnRH gevoeligheid toeneemt en ook neemt de pulsfrequentie en amplitude van GnRH afgifte toe. Nu is er een snelle pulsfrequentie wat zorgt voor LH-afgifte en hiermee de LH-piek. Langzame pulsfrequentie zorgt voor meer FSH-afgifte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoelang duurt de menstruatie ongeveer? Waardoor wordt deze opgevolgd en waarvan zijn deze processen de voorbereiding?

A

De menstruatie duurt ongeveer 5 dagen en wordt opgevolgd door de proliferatieve fase. Hiermee bereidt het endometrium zich voor op de innesteling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke weg legt de eicel af na de ovulatie en welke structuur blijft achter?

A

Na de ovulatie belandt de eicel in het cavum Douglasi, hierna pakt de eileider de eicel op. Het achtergebleven follikel wordt het corpus luteum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor zorgt oestrogeen tijdens deze fase voor in het endometrium? Welk doel hebben deze veranderingen?

A

Verdikking endometrium, verandering consistentie cervicale mucuslaag (meer toegankelijk spermacellen) opdat de bevruchting meer kans heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke cellen blijven achter in het corpus luteum en welke functie hebben deze na de ovulatie? Hoe heet deze fase?

A

Theca- en granulosacellen zijn overgebleven, deze produceren als respons op lage LH-waardes nu progesteron vanuit cholesterol.
Granulosacellen produceren nu inhibine A (remt FSH).
Deze fase heet de luteale fase.

16
Q

Welk enzym houdt het corpus luteum in stand? Wat zijn de effecten van progesteron? Welke cascade begint in het geval van geen bevruchting?

A

Het corpus luteum wordt in stand gehouden door LH. Progesteron heeft een negatief feedback mechanisme op de productie van LH. Hierdoor degenereert het corpus luteum tot het corpus albicans na één tot twee weken. Het corpus albicans produceert geen hormonen, oestrogeen en progesteron dalen en de menstruatie vindt plaats.
Ook zorgt progesteron ervoor dat het slijmvlies van het baarmoeder geschikter wordt voor de innesteling van de eicel, secretoire fase.

17
Q

Noem de verschillen in FSH en LH op productie niveau. Welke receptoren grijpen ze aan?

A

FSH: lage puls in circulatie, lange halfwaardetijd en dus goed meetbaar, granulosacellen
LH: hoge puls in circulatie, korte halfwaardetijd en niet goed meetbaar, thecacellen
G-eiwit gekoppelde membraan receptoren, want te lange aminozuren (170-190)

18
Q

Welke effecten heeft oestrogeen?

A

Secundaire geslachtskenmerken (pubishaar en borstgroei), baarmoedermond meer toegankelijk voor sperma (heldere afscheiding rondom ovulatie), weker, slijmeriger en meer naar voren en open.

19
Q

Welke effecten heeft progesteron?

A

Baarmoedermond weer dicht en dikker slijm. “Slechte effecten”: pijn in borsten en slecht humeur

20
Q

Hoe wordt inhibine geproduceerd? Welke vormen zijn er en welke effecten hebben deze?

A

Inhibine wordt geproduceerd door granulosacellen onder invloed van FSH. Het heeft een negatieve feedback op enkel FSH.
Vormen:
-Inhibine A: werkt voor eisprong
-Inhibine B: werkt na eisprong tijdens corpus luteum

21
Q

Welk hormoon wordt geproduceerd indien de eicel bevrucht? Welke functie heeft dit?

A

HCG wordt geproduceerd door de bevruchte eicel. Het lijkt op LH en stimuleert het corpus luteum om progesteron te produceren. Dit hormoon is in de eerste maanden van de zwangerschap belangrijk om het corpus luteum intact te houden, hierna neemt de placenta de functie over.

22
Q

Waardoor wordt de komst van de puberteit bij vrouwen gekenmerkt? Welke indeling bestaat hiervoor?

A

Komst van menarche en secundaire geslachtskenmerken (borstovrming en oksel/pubisbeharing).
Tannerstadia beschrijven deze mbv P en M:
P1(geen pubisbeharing)-P5(volledige pubisbeharing)
M1(geen mammavorming)-M5(volledige mammavorming)

23
Q

Hoe ontstaat een doobraakbloeding?

A

Het baarmoederslijmvlies is toch ene klein beetje opgebouwd en wordt vroegtijdig afgebroken. Belangrijk om verschil met echte menstruatie te zien.

24
Q

Wanneer is de folliculaire fase en weke effecten zijn er?

A

Dag 1-14 van cyclus. Er is een oestrogeen effect op mamma en cervixslijm (helder meer open). Endometrium heeft proliferatiefase.

25
Q

Welk symptoom is er in de periovalutoire fase

A

Mittelschmertz (onderbuik pijn)

26
Q

Wanneer is de luteale fase en welke effecten zijn er?

A

Dag 14-28 van cyclus. Er is een prostageen effect: Temp stijgt. PMS, mastalgie, buikpijn, vocht vasthouden, endometrium secretoire fase

27
Q

Wat is oligomenorroe?

A

Minder frequent menstrueren (>35 dg en <183 dg)

28
Q

Wat is amenorroe en welke vormen zijn er?

A

Menstruatie die minstens 6 maanden wegblijft.
Primair: nooit gemenstrueert.
Secundair: ooit wel maar nu al meer dan 4 maanden niet gemenstrueert.

29
Q

Waar ligt het probleem bij een WHO 1 cyclusstoornis? Hoe kenmerkt deze zich? Hoeveel procent van de cyclusstoornissen zijn WHO1?

A

WHO 1 is hypogonadotroop hypogonadisme.10% van cyclusstoornissen.
Lage FSH/LH en lage estradiol (E2), centraal gelegen probleem, dus in de hypofyse/hypothalamus.
Symptomen: anovulatie, amenorroe, postmenopauzale klachten, klachten ontbreken oestrogeen(dun huid, haaruitval, broze nagels)

30
Q

Bij welke groepen/syndromen komt WHO1 voor?

A

->syndroom kallmann (geen GnRH)
->syndroom cushing (overproductie cortisol)
->anorexia/topsporters ->reversibel
->zwangerschap
->hypofysetumoren
->veel stress

31
Q

Waar ligt het probleem bij een WHO 2 cyclusstoornis? Hoe kenmerkt deze zich? Hoeveel procent van de cyclusstoornissen zijn WHO2?

A

Normogonadotrope anovulatie.
Estradiol normaal, FSH normaal, LH normaal/verhoogd. 80% van de cyclusstoornissen.

32
Q

Wat is het meest voorkomende syndroom binnen WHO2?

A

PCOS, polycysteus-ovariumsyndroom, maar liefst 80-85% van de patienten.
Symptomen als overgewicht, hirsutisme, cyclusstoornissen.

33
Q

Welke criteria worden er gesteld aan dit syndroom? Wat is de behandeling van dit syndroom?

A

Rotterdam criteria:
-oligo/amenorroe
-Grotere eierstokken, meerdere cystes-> meer dan 12 cystes per eierstok
-hyperandrogenisme ->hogere androgeenwaarde in bloed, overbeharing, acne, vette huid.

Om diagnose te stellen moeten er minstens twee van de drie criteria aanwezig zijn.

Behandeling: Mensen moeten eerst afvallen vanwege insuline/glucose/lipiden huishouding verstoring. Behandelen met de pil om endometriumcarcinoom te voorkomen.

34
Q

Waar ligt het probleem bij een WHO 3 cyclusstoornis? Hoe kenmerkt deze zich? Hoeveel procent van de cyclusstoornissen zijn WHO3?

A

Hypergonadotroop hypogonadisme. 10% van de cyclusstoornissen.
LH/FSH verhoogd, oestrogenen en progesteron verlaagd. Perifeer gelegen probleem, dus in ovaria.
Symptomen: anovulatie, amernorroe, psotmenopauzale kalchten, klachten ontbreken oestrogenen(haaruitval, dunne huid, broze nagels)

35
Q

Bij welke groepen/syndromen komt WHO3 voor?

A

syndroom van Turner (45, X0, 45, X)
Fragiele X-syndroom (verstandelijke beperking vrouwen)

36
Q

Hoe behandel je WHO3?

A

Hormoonsubstritutie(oestr en prog), voorkomen botonkalking en calciumsuppletie.
Als kinderwens dan eiceldonatie of adoptie.

37
Q

Welke andere oorzaken kunnen er zijn voor cyclusstoornissen?

A

Schildklierproblemen, hyperprolactinemie(galactorroe, visusstoornissen, hoofdpijn), cushing
->vaak vruchtbaarheid wel intact

38
Q

Welke gevolgen zijn er van cyclysstoornissen?

A

Korte termijn
-amenorroe
-oligomenorroe

Lange termijn
-verlies libido
-dyspareunie
-vaginale droogte
-subfertiliteit

Late effecten
-osteoporose
-hart en vaatziekten