Tournures et structures Flashcards

1
Q

meer en meer

A

de plus en plus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

minder en minder

A

de moins en moins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe meer dat ze eet, hoe meer ze bijkomt

A

plus elle mange, plus elle grossit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe minder hij praat hoe minder slechte zaken hij zegt

A

moins il parle, moins il dit des bêtises

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe meer hij eet hoe minder hij drinkt

A

plus il mange, moins il boit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hij is slimmer dan jij denkt

A

il est plus intelligent que tu penses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hij is beter dan ze zeggen

A

il est meilleur qu’on dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het is prettiger om plezier te hebben dan om te werken

A

il est plus agréable de s’amuser que de travailler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het is gevaarlijker om te reizen met de auto dan om het vliegtuig te nemen

A

il est plus dangereux de voyager en voiture que de prendre l’avion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hij heeft meer en meer geld

A

il a de plus en plus d’argent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hij heeft minder en minder success

A

il a de moins en moins de succès

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hij wil de meest mogelijk medailles winnen

A

il veut gagner le plus de medailles possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hij wil zo min mogelijk moeite doen

A

il veut faire le moins d’efforts possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zegswijze: iemand die veel zegt

A

il est bavard comme une pie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zegswijze: zo sluw als een vos

A

il est rusé comme un renard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zegswijze: zeer lief

A

il est gentil comme tout

17
Q

hij spreekt zoals hij schrijft

A

il écrit comme il parle

18
Q

hij spreekt zoals z’n vader

A

il parle comme son père

19
Q

van kwaad naar erger

A

de mal en pis

20
Q

des te erger

A

tant pis