la brûlure Flashcards

1
Q

eerstegraads-, tweedegraadsbrandwonde

A

la brûlure au premier/deuxième degré

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

chemische brandwonde

A

la brûlure chimique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

elektrische brandwonde

A

la brûlure électrique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de brandwonde afkoelen door ze te besproeien, overgieten

A

refroidir/ rafraîchir la brûlure en l’arrosant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onmiddellijke afkoeling van de verbrande zone

A

le refroidissement immédiat de la zone brûlée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onder koud stromend water blijven houden

A

maintenir sous l’eau courante froide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onmiddelijke pijnvermindering

A

la diminution immédiat de la douleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de kleren, schoenen uittrekken

A

retirer/ enlever/ôter les vêtements, les chaussures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

niet uittrekken wat aan de huid kleeft

A

ne pas ôter ce qui colle à la peau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

blaar

A

l’ampoule (f)/ la cloque/ la bulle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

flamigel op de brandwonde aanbrengen

A

appliquer du flamigel sur la plaie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bedekken

A

couvrir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

doorprikken

A

percer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

openbarsten

A

s’ouvrir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschijnen van blaasjes

A

l’apparition (f) des vésicules (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wrijven

A

frotter

17
Q

het wrijven

A

le frottement

18
Q

de blaren zijn gevuld met een doorschijnende vloeistof, met water, met bloed

A

les cloques sont remplies d’un liquide transparent, d’eau, de sang

19
Q

de huid is zwart, verkoold

A

la peau est noire, carbonisée

20
Q

de huid is diep verbrand

A

la peau est brûlée en profondeur

21
Q

elektrocutie

A

l’électrocution (f)

22
Q

de stroom onderbreken

A

interrompre/ couper le courant

23
Q

de elektrische stroom uitschakelen, de stekker uittrekken

A

débrancher un appareil

24
Q

brand

A

l’incendie (m)

25
Q

brandalarm

A

l’alerte (f) au feu

26
Q

brandbaar

A

combustible

27
Q

ontvlambaar

A

inflammable

28
Q

ontvlambaarheid

A

l’inflammabilité (f)

29
Q

de brand blussen

A

éteindre le feu

30
Q

brandblusapparaat

A

l’extoncteur (m)

31
Q

kokend water

A

de l’eau bouillante

32
Q

de koude vloeistof met kleine slokken drinken

A

boire le liquide froid à/ par petites gorgées

33
Q

ijsblokje

A

le glaçon

34
Q

inname van hete dranken

A

l’ingestion (f) de boissons chaudes/ brûlantes

35
Q

zwelling van de slijmvliezen

A

le gonflement des muqueuses (f)