comparez- l'expression de Flashcards
praten over vandaag (op de dag zelf)
aujourd’hui
spreken over een specifieke dag die in het verleden gebeurt is (die dag)
ce jour-là
praten over morgen (dag zelf)
demain
praten over de volgende dag (die in het verleden valt “ze zei dat ze de volgende dag zou vertrekken”
le lendemain
le jour d’après
vandaag praten over iets dat overmorgen gebeurt
après-demain
dans deux jours
praten over iets dat in het verleden over twee dagen zou gebeuren
le surlendemain
deux jours après
praten over iets wat volgende week gebeurt (vanaf huidige dag gezien)
la semaine prochaine
praten over iets in het verleden dat dan de week die volgt zou gebeuren
la semaine suivante
la semaine d’après
vandaag over iets praten dat gisteren gebeurt is
hier
praten over iets dat de vorige dag in het verleden is gebeurd
la veille
le jour d’avant
vandaag praten over iets dat eergsteren is gebeurt
avant-hier
il y a deux jours
praten over iets dat in het verleden dan twee dagen geleden gebeurt is
deux jours avant
vandaag praten over iets van de vorige week
la semaine passée
la semaine dernière
praten over iets dat in het verleden de week ervoor gebeurd is
la semaine précédente
la semaine d’avant