l'expression du lieu 2 Flashcards

1
Q

naar precieze locatie

A

à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

richting

A

vers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

naar een persoon gaan

A

aller chez un personne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ik kom van een vriend

A

je viens de chez mon ami

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ik kom van het station

A

je viens de la gare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doorheen

A

à travers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rondom

A

autour de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aan deze kant (van)

A

de ce côté (de)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aan beide kanten (van)

A

des deux côtés (de)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tot daar

A

jusque-là

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tot hier

A

jusqu’ici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tot op de hoek

A

jusqu’au coin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tot aan (het raam)

A

justqu’à (la fenêtre)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

langs

A

le long de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

van voren, aan de voorkant

A

par-devant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

van achteren, aan de achterkant

A

par-derrière

17
Q

op de grond

A

par terre

18
Q

vertrekken naar

A

partir pour

19
Q

de trein nemen naar

A

prendre le train pour

20
Q

Bij de zee

A

c’est au bord de la mer

21
Q

aan, dichtbij

A

près de

22
Q

ten noorden/zuiden van

A

au nord/sud de

23
Q

ten oosten/westen van

A

à l’est/ouest de

24
Q

ik blijf in parijs

A

je reste à paris

25
Q

ik maak een wandeling in parijs

A

je fais un promenade dans Paris

26
Q

ik kom terug van toulouse

A

je reviens de toulouse

27
Q

ik ga naar japan

A

je vais au japon

28
Q

ik kom terug van japan

A

je reviens du japon

29
Q

ik ga naar belgie

A

je vais en belgique

30
Q

ik kom terug van frankrijk

A

je reviens de france

31
Q

ik ga naar nederland

A

je vais aux pays-bas

32
Q

ik kom terug van de verenigde staten

A

je reviens des états-unis

33
Q

ik woon in antwerpen (provincie)

A

j’habite dans l’anvers

34
Q

ik kom terug van limburg

A

je reviens du limbourg

35
Q

ik breng het weekend door in wallonie

A

je oasse le week-end en wallonie