intoxication Flashcards
vergiftiging
l’intoxication (f)/ l’empoisonnement (m)
medicijnvergiftiging
l’intoxication médicamenteuse
voedselvergiftiging
l’intoxication alimentaire
onherstelbare (onomkeerbere) letsels veroorzaken
entraîner/ causer des lésions irréversibles
overmatige blootstelling aan
la surexposition à
de aard van het product
la nature du produit
bestanddeel, component
le composant/ la composante
chemisch product
le produit chimique
gas
le gaz
geurloos
inodore
koolstofmonoxide
le monoxyde de carbone
inademen
respirer
inslikken, doorslikken
avaler
door inspuiting
par injection/ par piqûre
(schadelijke/giftige) stoffen
les substances (noncives/toxiques)
verpakking
l’emballage (m)
antigifcentrum bellen
appeler le / téléphoner au centre antipoison
doen braken
faire vomir
te drinken geven
donner à boire
drinkbaar (water)
(de l’eau) potable
reactievermogen
la réactivité
urine opvangen
recueillir les urines
verdunnen
diluer
