R&O tbv L2 Flashcards

1
Q

Wanneer vindt de totstandkoming van een overeenkomst plaats?

A

De totstandkoming kan plaatsvinden door het ontstaan van de overeenkomst ofwel op het moment dat de overeenkomst wordt verricht.

Wettelijke regelingen vind je onder andere in;

  • Boek 3 (art 3:33 -38)
  • Boek 6 (art 6:217 - 225)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat vereist een rechtshandeling?

1e leidend beginsel

A

Een rechtshandeling vereist een op (samenstel van) rechtsgevolg(en) gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het 2e leidend beginsel bij het tot stand komen van rechtshandelingen?

A

Beschermen van het vertrouwen van degenen die zijn betrokkenen bij de rechtshandeling is een leidend beginsel van de regeling van de totstandkoming, zie art 3:35 en 3:36 BW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Omschrijf wilsverklaring?

A

Wilsverklaring

*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Omschrijf de verklaring (van de wil)?

A

Verklaring

*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toerekening van verklaringen?

A

Toerekening van verklaringen

*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf de ontvangstheorie?

A

De ontvangsttheorie:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat geldt tav intrekking van een verklaring?

A

Het intrekken van een verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijf de wilsvertrouwenleer?

A

*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijf de wilsleer?

A

Wilsleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omschrijf de verklaringsleer?

A

Verklaringsleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf de vertrouwensleer?

A

Vertrouwensleer:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Omschrijf wilsvertrouwenleer?

A

Wilsvertrouwensleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Omschrijf de 2 vormen van dwaling?

A

*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef voorbeelden van oneigenlijke dwaling?

A

Voorbeelden oneigenlijke dwaling:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Omschrijf geestelijke stoornis?

A

Geestelijke stoornis

17
Q

Effect van geestelijke stoornis?

A

De geestelijke stoornis is een grond voor ondercuratelestelling (art. 1:378 lid 1 BW), welke leidt tot handelingsonbekwaamheid.

Handelingsonbekwaamheid is conform art. 3:32 BW een zelfstandige grond van vernietigbaarheid of nietigheid van rechtshandelingen.

Voor de geestelijk gestoorde die onder curatele staat, is dus art. 3:32 BW van toepassing, en niet art. 3:34 BW.

18
Q

Bewijsvoering in geval van geestelijke stoornis?

A

Bewijsvoering in geval van geestelijke stoornis

19
Q

Omschrijf gerechtvaardigd vertrouwen?

A

Gerechtvaardigd vertrouwen (art 3:35 BW):

het vertrouwen moet terug te voeren zijn op het gedrag

de wederpartij moet het hebben opgevat als tot hem gericht en van een bepaalde

strekking

de wederpartij mocht het onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs zo opvatten

(evt. nader onderzoek passend)

20
Q

Omschrijf de verhouding tussen goede trouw en onderzoeksplicht?

A

Goede trouw en onderzoeksplicht:

21
Q

Omschrijf tijdsbepaling en opschortende voorwaarde?

A

Tijdsbepaling en opschortende voorwaarde (art 3:38 BW):

22
Q

Bescherming van derden en schijnhandeling (art 3:36 BW)

A
  • er moet sprake zijn van objectieve aanleiding voor zijn vertrouwen, en subjectief daadwerkelijk vertrouwen
  • de schijn moet kunnen worden herleid tot een verklaring of gedraging van de ander
  • er moet sprake zijn van een vertrouwen dat een bepaalde rechtshandeling (ontstaan, bestaan of tenietgaan) zou worden verricht
  • de derde moet voortbouwend op zijn vertrouwen hebben gehandeld

een geslaagd beroep op art. 3:36 BW beperkt zich tot de verhouding A-C, en heeft

slechts betrekking op de handelingen die C in redelijk vertrouwen op de door A gewekte schijn heeft verricht

23
Q

Wat is een schijnhandeling?

A

Schijnhandeling: om derden (bijvoorbeeld de fiscus) om de tuin te leiden. Er wordt gedaan alsof er een rechtshandeling met een bepaalde strekking tot stand is gekomen, maar in werkelijkheid is dat niet zo.

24
Q

Omschrijf arrest Bunde - Erckens (HR 1976)?

A

Partijen leggen het begrip belastingschade verschillend uit.

Of en in welke zin een dergelijk geval van misverstand een overeenkomst tot stand komt, hangt af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Kenmerkend voor gevallen van misverstand is de toetsing van het gerechtvaardigd vertrouwen over en weer.

25
Q

Omschrijf arrest Hajziani?

A

art 3:35 Beeindiging arbeidsovereenkomst

De werkegever die een buitenlandse werknemer die de nederlandse taal slechts matig beheerst, een schriftelijke verklaring ter ondertekening voorlegt, met als inhoud dat hij eenzijdig ontslag neemt, behoort zich ervan te vergewissen dat de werknemer zich van de strekking van die verklaring terdege bewust is.

Door het aannemen van de onderzoeksplicht (3:12) stelt de HR in dit geval strenge eisen aan de goede trouw van de werkgever.

26
Q

Omschrijf arrest Westhoff - Spronssen (1986)?

A

art 3: 35 Nuancering beeindiging arbreidsovereenkomst

Indien de verklaring (ic ontslagneming) ‘ ingrijpende gevolgen” heeft voor de werknemer, dan kan mogelijk een beroep op het gerechtvaardigd vertrouwen van art 3: 35 niet terecht zijn ogv redelijkheid en billijkheid. Met name wanneer de wederpartij (ic werkgever) nog niets heeft gedaan of nagelaten waardoor hij in een ongunstiger toestand zou komen.

27
Q

Omschrijf Eelman - Hin (1959)?

A

Verkoop boerderij onder invloed van geestelijke stoornis?

Voor het slagen van een beroep op het gebrek van aan een met het uiterlijk gegeven toestemming overeenstemmende innerlijke wil, althans ten aanzien van overeenkomsten onder bezwarende titel, zal moeten worden verlangd dat de wederpartij heeft begrepen of heeft moeten begrijpen dat de schijn, welke door de uiterlijk gegeven toestemming werd opgeroepen, niet beantwoordde aan een bij hem, die deze opriep, werkelijk aanwezige wil.

28
Q

Omschrijf overspannen buschauffer (1974)?

A

Geen ontslagname. Nadeelsvereiste.

Gelet op het nadeel dat, naar de firma kon begrijpen, voor de werknemer uit het ontslag kon voortvloeien , mag de firma hem onder deze omstandigheden alleen dan aan zijn, met zijn werkelijke wil niet overeenstemmende, wilsverklaring houden wanneer zij (de firma) in gerechtvaardigd vertrouwen op die verklaring en dus op de daardoor bij haar gewekte schijn van ontslagneming iets heeft gedaan waardoor zij bij ongedaanmaking van het ontslag in een ongunstiger toestand zou zijn gekomen dan waarin zij zonder die ontslagneming zou hebben verkeerd.

29
Q

Omschrijf Mohammend Ben Amran - Silversteyn(1988)?

A

art 3: 35 nuancering

In verband met de ingrijpende gevolgen die een dergelijke eenzijdige ontslagneming voor een werknemer heeft, kunnen de eisen van de goede trouw (redelijkheid en billijkheid) meebrengen dat de werkgever, hoe zeer hij de betreffende uitingen als een ontslagneming heeft opgevat en heeft mogen opvatten, de werknemer toch niet aan die ontslagneming mag houden indien hij niet ingerechtvaardigd vertrouwen op die uitingen iets heeft gedaan of nagelaten waardoor hij bij ongedaanmaking van het ontslag in een ongunstiger toestand zou zijn gekomen. Dat hangt af van de omstandigheden van het gegeven geval.

30
Q

Omschrijf Nolan - Van Aalst( 1985)?

A

Ontbinding huwlijksgemeenschap

Tot de relevante omstandigheden voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen is ondermeer genoemd het door partijen over en weer te lijden nadeel.

De HR overweegt dat de omvang van het voordeel voor de man van belang kan zijn voor het antwoord op de vraag wat de wederpartij, in casu de man, toen op dit punt had behoren te beseffen en welke onderzoeksplicht te dier zake toen op hem rustte. Verdedigbaar is dat iemand die zo maar iets krijgt, terdege moet nagaan of zijn wederpartij wel goed bij zijn hoofd is.