L2.5 - Opschortingsrechten; schuldeisersverzuim Flashcards
Wat is een opschortingsrecht?
Een opschortingsrecht is de bevoegdheid die de schuldenaar heeft om de nakoming van zijn verbintenis op te schorten totdat zijn schuldeiser voldoet aan een opeisbare vordering die de schuldenaar op hem heeft (art. 6:52 BW).
Waar vinden we opschortingsrechten?
Opschortingsrechten zijn in het gehele BW terug te vinden. Afdeling 6.1.7 bevat de algemene regels met betrekking tot opschortingsrechten.Voor de tegenover elkaar staande verplichtingen uit wederkerige overeenkomsten vinden wij een nadere uitwerking van de artikelen 6:52 e.v. BW in de artikelen 6:262-6:264 BW.
Retentierecht?
De bevoegdheid tot opschorting die betrekking heeft op de afgifte van een zaak wordt nader geregeld in de artikelen 3:290 e.v. BW, het zogenaamde retentierecht.
Andere voorbeelden waarin de wet aan de schuldenaar een opschortingsrecht toekent, zijn …?
Andere voorbeelden waarin de wet aan de schuldenaar een opschortingsrecht toekent, zijn artikel 6:117 BW (opschortingsrecht bij de betaling van een geldsom op een bezwaarlijke plaats) en artikel 6:37 BW (opschortingsrecht bij twijfel over de persoon aan wie moet worden betaald). Afdeling 6.1.7 is hierop niet rechtstreeks van toepassing. De bepalingen kunnen soms wel analoog van toepassing zijn.
Het BW kent naast het verzuim van de schuldenaar twee wijzen van ontstaan van schuldeisersverzuim?
Het BW kent naast het verzuim van de schuldenaar twee wijzen van ontstaan van schuldeisersverzuim, respectievelijk geregeld in artikel 6:58 en 6:59 BW
Verhouding retentierecht (Afd. 3.10.4.)-opschortingsrechten (Afd. 6.1.7)?
Een retentierecht is de bij wet toegekende bevoegdheid om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak op te schorten.
Gevallen waarin de wet een retentierecht toekent zijn?
- artikel 6:52 BW, het algemene opschortingsrecht. Afdeling 6.1.7 is echter alleen van toepassing voor zover daarvan in Afdeling 3.10.4 niet wordt afgeweken (art. 6:57 BW). Niet alle opschortingsrechten zijn retentierechten! Denk aan de bevoegdheid tot het opschorten van een andere verplichting dan tot afgifte van een zaak.
- overige wetsbepalingen, bijvoorbeeld de artikelen 3:120, derde lid, 3:205, derde lid, 5:10, eerste lid, BW enz. Deze retentierechten zijn geen opschortingsrechten ex artikel 6:52 BW, omdat in deze gevallen de verplichting tot afgifte van een zaak geen verbintenis is in de zin van Boek 6 BW. Enkel de bepalingen van Afdeling 3.10.4 zijn van toepassing. Afdeling 6.1.7 kan soms wel analoog van toepassing zijn.
Vereisten voor opschortingsbevoegdheid?
Opschorting vereist dat de schuldenaar een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser en dat er voldoende samenhang – connexiteit – bestaat tussen de opeisbare vordering en de verbintenis waarvan de schuldenaar de nakoming wil opschorten (art. 6:52, eerste lid, BW). Een zodanige samenhang kan onder meer worden aangenomen ingeval de verbintenissen over en weer voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding of uit zaken die partijen regelmatig met elkaar hebben gedaan (art. 6:52, tweede lid, BW).
Artikel 6:52, eerste lid, BW biedt ruimte voor een genuanceerde toepassing.
Verklaar?
Onderzocht moet worden of de samenhang tussen vordering en verbintenis deze opschorting rechtvaardigt. Zo kan de samenhang tussen vordering en verbintenis meebrengen dat de schuldenaar de nakoming van zijn verbintenis slechts gedeeltelijk kan opschorten.
Een schuldenaar die bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten, schiet wel/niet te kort in de nakoming van zijn verbintenis, zoals vereist in artikel. 6:74 BW en artikel 6:265 BW?
Een schuldenaar die bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten, schiet niet te kort in de nakoming van zijn verbintenis, zoals vereist in artikel. 6:74 BW en artikel 6:265 BW. Een rechtsgeldige opschorting door de schuldenaar heeft dus tot gevolg dat de schuldeiser geen nakoming, schadevergoeding en ontbinding kan vorderen.
Exceptio non adimpleti contractus?
Wanneer een partij bij een wederkerige overeenkomst haar verbintenis niet nakomt, dan is de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daar tegenover staande verplichting op te schorten (art. 6:262, eerste lid, BW). Deze exceptio non adimpleti contractus (enac) is een toepassing van artikel 6:52, eerste lid, BW en stelt buiten twijfel dat er voldaan wordt aan het vereiste van voldoende samenhang in artikel 6:52, eerste lid, BW. Artikel 6:262, eerste lid, BW ziet slechts op de tegenover elkaar staande verbintenissen uit de wederkerige overeenkomst. Bij de koopovereenkomst staat tegenover de verplichting tot levering van de verkochte zaak de verplichting van de koper om de koopsom te betalen. Dat de verkoper een nevenverplichting uit de koopovereenkomst niet nakomt, bijvoorbeeld een garantieverplichting, rechtvaardigt niet zonder meer dat de koper betaling van de koopsom kan opschorten. Of in een dergelijk geval de koper betaling geheel of gedeeltelijk kan opschorten, moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 6:52, eerste lid, BW (niet door art. 6:262, eerste lid, BW nu geen sprake is van tegenover elkaar staande verbintenissen!). Er zal derhalve moeten worden onderzocht of er voldoende samenhang bestaat tussen de garantieverplichting en de betaling van de koopsom.
In geval van gedeeltelijke of niet-behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegelaten, voorzover …?
In geval van gedeeltelijke of niet-behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegelaten, voorzover de tekortkoming haar rechtvaardigt (art. 6:262, tweede lid, BW). Een tekortkoming van ondergeschikte betekenis rechtvaardigt een opschorting niet; een tekortkoming van meer gewicht kan een opschorting rechtvaardigen mits de opschorting geen grotere omvang aanneemt dan de niet- nakoming waartegen zij is gericht.
Onzekerheidsexceptie?
Artikel 6:263 BW vult de opschortingsbevoegdheid uit artikel 6:52 BW aan. De artikelen 6:52 en 6:262 BW vereisen dat de opschortende schuldenaar een opeisbare vordering op zijn schuldeiser heeft. Artikel 6:263 BW kent aan een partij die verplicht is als eerste te presteren een opschortingsbevoegdheid toe, indien na het sluiten van de overeenkomst omstandigheden te zijner kennis komen, die hem goede grond geven te vrezen dat de wederpartij haar daartegenover staande verplichtingen niet zal nakomen (onzekerheidsexceptie).
In drie gevallen mag de schuldenaar niet opschorten (art. 6:54 BW)?
voor zover de nakoming van de verbintenis van de wederpartij wordt verhinderd door schuldeisersverzuim (zie art. 6:58 e.v. BW).
voor zover de nakoming van de verbintenis van de wederpartij blijvend onmogelijk is.
voor zover op de vordering van de wederpartij geen beslag is toegelaten.
Wat als er zekerheid is gesteld?
Zodra zekerheid is gesteld voor de nakoming van de verbintenis van de wederpartij, vervalt de bevoegdheid van de schuldenaar om de nakoming van zijn verbintenis op te schorten, tenzij deze voldoening daardoor onredelijk zou worden vertraagd (art. 6:55 BW).