L11: Derogerende werking van redelijkheid en billijkheid Flashcards
Redelijkheid en billijkheid heeft welke werkingen?
Al onder het oude recht was door de Hoge Raad in de arresten Saladin-HBU en Pseudo-vogelpest aanvaard dat de redelijkheid en billijkheid niet alleen een aanvullende, doch ook een beperkende (derogerende) werking heeft. Om de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten twijfel te stellen, bepaalt artikel 6:248, tweede lid, BW dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Wat kan redelijkheid en billijkheid tav aanvullend en dwingend recht?
De beperkende werking van de billijkheid treft alle tussen partijen geldende regels. Redelijkheid en billijkheid kunnen derhalve niet alleen aanvullend recht, doch onder omstandigheden ook dwingend recht opzij zetten. Toepassing van een dwingendrechtelijke regel zal minder snel onaanvaardbaar worden geacht dan een aanvullende regel. Artikel 6:248 BW vindt krachtens de schakelbepaling van artikel 6:216 BW overeenkomstige toepassing op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen.
voor niet door de redelijkheid en billijkheid beheerste gevallen?
voor niet door de redelijkheid en billijkheid beheerste gevallen (d.w.z buiten het verbintenissenrecht) kan een beroep worden gedaan op artikel 3:13 BW (misbruik van bevoegdheid).
Beperkende werking van redelijkheid en billijkheid is beperkt of ruim?
De maatstaf voor de beperkende werking van de billijkheid in artikel 6:248, tweede lid, is strenger dan die voor de aanvullende werking in het eerste lid. De formulering ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ draagt de rechter op terughoudend te zijn bij het hanteren van deze bepaling. Ratio van deze terughoudendheid is de rechtszekerheid: partijen zijn in de eerste plaats aan de inhoud van de door hen geslotenovereenkomst gebonden.
Hoe vinden de beperkingen van 6:248 lid 2 plaats?
De beperking krachtens artikel 6:248, tweede lid, BW vindt van rechtswege plaats.
Wie kunnen zich op de derogerende werking beroepen?
Zowel schuldeiser als schuldenaar kunnen zich op de derogerende werking beroepen.
Hoe gaat de rechter te werk bij een beroep op de derogerende werking?
Zowel schuldeiser als schuldenaar kunnen zich op de derogerende werking beroepen. De rechter zal, ingeval een der partijen zich beroept op artikel 6:248, tweede lid, BW, enkel constateren hoe de rechtsverhouding tussen partijen is. Artikel 3:12 BW geeft enige aanwijzingen hoe men moet oordelen over hetgeen de redelijkheid en billijkheid in een bepaald geval eisen. Deze bepaling leidt tot objectivering van het billijkheidsoordeel en noodzaakt de rechter in zijn beslissing te motiveren waarom hij iets in een bepaald geval billijk acht. Een intuïtief oordeel wordt daarmee uitgesloten.
In hoeverre is derogatie mogelijk?
Of een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid zal worden toegewezen is afhankelijk van de gegeven omstandigheden. Uit deze zinsnede blijkt dat het steeds om een concrete toetsing gaat. Van belang kunnen omstandigheden zijn als:
de aard van de gesloten overeenkomst (bijv. verzekerings-, arbeids- of koopovereenkomst, zie tekstboek, nr. 296)
de aard van een voor de overeenkomst geldende regel. Vloeit de betwiste regel voort uit partijafspraak of een toepasselijke wet of gewoonte, is de betwiste regel van dwingend dan wel van regelend recht, beschermt de betwiste regel het individueel of algemeen belang, dan wel de rechtszekerheid?
de reikwijdte van de voor de overeenkomst geldende regel. Heeft de regel een algemene of bijzondere strekking? Aan een algemene regel zal eerder worden gederogeerd dan aan een regel die voor een bijzonder geval geschreven is.
Wat is bij toetsing van exoneratiebedingen nog meer van belang?
Naast het voorgaande blijft de jurisprudentie van vóór 1992 met betrekking tot de toetsing van exoneratiebedingen aan de redelijkheid en billijkheid van groot belang. Een exoneratieclausule is een beding in een overeenkomst, waarbij een partij aansprakelijkheid volledig of gedeeltelijk uitsluit.
Exoneratieclausule Saladin-HBU ?
In Saladin-HBU oordeelde de Hoge Raad dat het antwoord op de vraag in welke gevallen geen beroep kan worden gedaan op een exoneratieclausule, afhankelijk is van de waardering van alle omstandigheden van het geval, zoals de zwaarte van de schuld, de aard en inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de maatschappelijke positie en de onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop het beding tot stand gekomen is en de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest.
Effect arrest Kuunders - Swinkels op de exoneratiebedingen?
In het arrest Kuunders-Swinkels heeft de HR daar nog het verzekeringsaspect (welke partij is tegen de geleden schade verzekerd?) aan toegevoegd.
Effect arrest Pseudo-vogelpest op een exoneratiebeding?
In het arrest Pseudo-vogelpest overweegt de Hoge Raad o.a. dat de omstandigheid dat een verkoper goederen heeft overgedragen waarvan het hem voor of bij de levering bekend was dat zij gebreken hadden die de koper niet behoefde te verwachten of een niet-leidinggevende ondergeschikte een ernstig verwijt treft dat hij van het bestaan van de gebreken van de te leveren zaken onkundig was gebleken (de kennis van niet-leidinggevende werknemers wordt in dit arrest
derhalve aan de verkoper toegerekend), naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat de verkoper geen beroep kan doen op een contractueel beding tot uitsluiting of beperking van zijn aansprakelijkheid voor schade die als een voorzienbaar gevolg van de aanwezigheid van de gebreken aan de koper wordt toegebracht.
Exoneratie voor schade die te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of met de leiding van het bedrijf belaste personen?
Exoneratie voor schade die te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of met de leiding van het bedrijf belaste personen, zal vrijwel altijd onaanvaardbaar zijn (arresten Pseudo-vogelpest en Gemeente Stein-Driessen).
Wat indien een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen?
Sinds 1992 is tevens afdeling 6.5.3 toepasselijk indien een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen.
Exoneratiebeding jegens consumenten?
Jegens een consument wordt een exoneratiebeding vermoed onredelijk bezwarend te zijn (art. 6:233 jo 6:237, sub f, BW). Een mogelijk beroep op artikel 6:233, sub a, BW sluit een beroep op artikel 6:248, tweede lid, BW niet uit. Daardoor heeft de wederpartij niet alleen een keuze tussen beide mogelijkheden, maar kan de rechter wanneer geen beroep op artikel 6:233, sub a is gedaan ook ambtshalve artikel 6:248, tweede lid, BW toepassen arrest Bramer/Hofman Beheer BV).
Wat is de situatie voor grote bedrijven mbt exoneratiebedingen?
De toepassing van artikel 6:248, tweede lid, BW in het kader van algemene voorwaarden blijft derhalve mogelijk en is soms noodzakelijk; de wet sluit in artikel 6:235, eerste lid, sub a, BW voor grote ondernemingen een beroep op artikel 6:233 BW uit, zodat voor grote ondernemingen enkel een beroep op artikel 6:248, tweede lid, BW openstaat.
Effect arrest Matatag -De Schelde op exoneratieclausules?
Uit het arrest Matatag-De Schelde blijkt overigens dat een exoneratieclausule tussen grote ondernemingen die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig met elkaar te doen hebben en waarin standaardisering van overeenkomsten door algemene voorwaarden met exoneraties een alledaags verschijnsel is, niet snel als onredelijk bezwarend zal worden aangemerkt. Een zelfde gedachtegang is terug te vinden in het arrest GTI Zwolle-Zurich (HR 15 oktober 2004, NJ 2005, 141). De HR noemde in dat arrest o.a. als gezichtspunt:
– dat bij overeenkomsten tussen professioneel dan wel commercieel handelende grote partijen in de regel extra terughoudendheid gepast is waar het gaat om het op grond van art. 6:248 lid 2 BW buiten toepassing laten van exoneratiebedingen of in plaats daarvan gehanteerde bedingen als het onderhavige, die een beperking van de verjaringstermijn betreffende een reeds onderkende aanspraak inhouden.
Toetsing ex art 6:248 lid 2 vindt vooral wanneer plaats?
Toetsing ex artikel 6:248, tweede lid, BW vindt vooral plaats op grond van na het sluiten van de overeenkomst voorgevallen gedragingen of omstandigheden. Ook gedragingen en omstandigheden voor en bij het sluiten van de overeenkomst kunnen tot toepasselijkheid van artikel 6:248, tweede lid, BW leiden. De arresten Saladin-HBU en Pseudo-vogelpest zijn voorbeelden van toetsing aan de hand van de redelijkheid en billijkheid aan omstandigheden welke zich voordeden voor en bij het tot stand komen van de overeenkomst. In HR 23 maart 1990, NJ 1990, 214 (Botman-Van Haaster) heeft de Hoge Raad expliciet uitgesproken dat een beding naar zijn inhoud onredelijk bezwarend kan zijn, ongeacht de daadwerkelijke gerealiseerde nadelen van het beding.
Wat is rechtsverwerking?
Men spreekt van rechtsverwerking indien iemand op grond van eigen gedragingen (handelen of nalaten) een hem toekomend recht of bevoegdheid geheel of gedeeltelijk verspeelt.
Noem veel voorkomende gevallen van rechtsverwerking?
In het BW zijn enkele veel voorkomende gevallen van rechtsverwerking uitdrukkelijk geregeld:
niet tijdig protesteren ter zake van gebrekkige prestaties (zie het algemene artikel 6:89 BW en voor koop art. 7:23 BW). niet reageren binnen een door de schuldenaar gestelde redelijke termijn (art. 6:88 BW).
Onderscheid rechtsverwerking vs verjaring?
Rechtsverwerking dient van verjaring te worden onderscheiden. In geval van verjaring (bijv. art. 3:52 BW) gaat door enkel tijdsverloop de mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen verloren. Bij rechtsverwerking gaat als gevolg van een eigen gedraging het recht verloren nog voordat de vordering is verjaard!
Rechtsverwerking vs stilzwijgende afstand?
Rechtsverwerking dient ook van stilzwijgende afstand te worden onderscheiden. Afstand van recht (art. 6:160 BW) is een rechtshandeling die woorden of gedragingen veronderstelt, waaruit de wil tot afstand mag worden afgeleid (zie de artt. 3:33 j° 3:35 BW en art. 3:37, eerste lid, BW). Daarentegen is rechtsverwerking niet gebaseerd op de wil van degene die zijn recht heeft verwerkt, maar berust op een feitelijke gedraging waaraan de wet (art. 6:248, tweede lid, BW) consequenties verbindt.
Is nadeel een vereiste voor rechtsverwerking?
De gedraging van de rechtsverwerkende partij zal veelal in enig nadeel voor de wederpartij hebben geresulteerd. Nadeel is echter niet altijd een vereiste voor rechtsverwerking, zo blijkt o.a. uit het belangrijke arrest van den Bos-Provincial waarin de Hoge Raad twee gronden voor rechtsverwerking onderscheidt:
• •
de schuldeiser wekt bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen dat hij zijn aanspraak niet meer geldend zal maken
de positie van de schuldenaar wordt onredelijk benadeeld of verzwaard als de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.
Wat is een bindende partijbeslissing?
Indien contractueel aan een van de partijen bij een overeenkomst de bevoegdheid is toegekend een voor partijen bindende beslissing te geven, spreken we van een bindende partijbeslising. Te denken valt aan een bepaling in een arbeidscontract met een bestuurder van een bedrijf, waarin aan de raad van commissarissen de bevoegdheid is toegekend om gratificaties toe te kennen, dan wel te weigeren.