L2.8 - Overgang van schulden en vorderingen: subrogatie, schuld en contractsoverneming Flashcards
De goederenrechtelijke aspecten van de overdracht van vorderingen worden in ? geregeld; de verbintenisrechtelijke gevolgen in Afdeling ?van Boek ? BW?
De goederenrechtelijke aspecten van de overdracht van vorderingen worden in Boek 3 geregeld (Afd. 3.4.2); de verbintenisrechtelijke gevolgen in Afdeling 6.2.1 van Boek 6 BW.
Algemene vs bijzondere titel?
voor zover hier en in de volgende leereenheden wordt gesproken over overgang van vorderingen en schulden, wordt in beginsel gedoeld op de overgang van vorderingen en schulden onder bijzondere titel – alleen de desbetreffende vordering of schuld gaat over – en niet onder algemene titel (art. 3:80 BW). Bij verkrijging onder algemene titel (art. 3:80, tweede lid, BW) zet de verkrijger in beginsel de volledige rechtspositie van zijn rechtsvoorganger (zowel vorderingen als schulden) voort.
De gevolgen van overgang van vorderingen voor de (drie) betrokken partijen zijn te onderscheiden in: ?
het overgaan van rechten van de oude schuldeiser op de nieuwe schuldeiser (zie tekstboek, nr. 266-267). Bij overgang van een vordering op een nieuwe schuldeiser verkrijgt de nieuwe schuldeiser de daarbij behorende nevenrechten (art. 6:142, eerste lid, BW).
de verplichtingen van de oude schuldeiser jegens de nieuwe schuldeiser (nr. 268).
de verweermiddelen die de schuldenaar tegenover de nieuwe schuldeiser kan inroepen en de bevoegdheden van de schuldenaar tegenover de nieuwe schuldeiser (nr. 269-271). Overgang van een vordering laat de verweermiddelen van de schuldenaar onverlet (art. 6:145 BW).
Subrogatie ?
Bij subrogatie gaat een vordering als gevolg van betaling door een derde aan de schuldeiser niet teniet, maar gaat juist op die derde betaler over.
De opsomming in artikel 6:150 BW is niet limitatief. Ook op grond van elders in de wet geregelde gevallen is subrogatie mogelijk (bijv. art. 7:962 BW). Artikel 6:150, sub d, BW, heeft betrekking op de overeenkomst tussen de betalende derde en de schuldenaar; de schuldeiser moet deze overeenkomst kennen of hiervan in kennis worden gesteld. Medewerking of toestemming behoeft hij niet te verlenen. Weigert de schuldeiser de in de artikelen 6:150, sub a, b en c, BW genoemde gevallen betaling door de derde, dan vindt geen subrogatie plaats maar zal de schuldeiser in schuldeisersverzuim geraken.
Afwijkende rechtsgevolgen van de subrogatie ?
De rechtsgevolgen van de overgang van vorderingen gelden in beginsel ook voor subrogatie. Echter, in de in artikel 6:150 opgesomde gevallen wordt de betalende derde enkel gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser voor zover hij zelf niet draagplichtig is (art. 6:151, eerste lid, BW).
Voorbeelden
A heeft een lening afgesloten bij bank B van € 100.000, terug te betalen, met rente,
gedurende tien jaar in driemaandelijkse termijnen (€ 2500 per kwartaal). A is met C overeengekomen dat C voor zover deze de schuld van A jegens B voldoet, een vordering op A zal krijgen ter hoogte van het betaalde bedrag. C voldoet gedurende twee jaar de schulden van A aan B. C is zelf niet draagplichtig voor de schuld. Krachtens subrogatie heeft C een vordering op A voor € 20.000.
Stel dat A en C in het voorgaande voorbeeld samenwonen en overeengekomen zijn dat C draagplichtig is voor een kwart van de schuld van A aan B. Krachtens subrogatie heeft C dan niet een vordering op A voor € 20.000, maar voor € 20.000 minus € 5000 = € 15.000.
Twee uitzonderingen betreffende de overgang van nevenrechten?
a. Bij subrogatie gaan zekerheidsrechten tegen derden (borg, derde-pandgever, derde-hypotheekgever) in beginsel niet over (art. 6:151, tweede lid, BW).
b. Bij subrogatie gaat het recht op bedongen rente slechts over voor zover dit betrekking heeft op het tijdvak na de overgang (art. 6:153 BW).
Verhaal en omslag ?
In beginsel wordt de betalende derde niet gesubrogeerd in de zekerheidsrechten die de schuldeiser jegens derden (borg, derde-pandgever, derde-hypotheekgever) kan doen gelden (art. 6:151, tweede lid, BW). Kan de gesubrogeerde zich niet op de schuldenaar verhalen, dan verleent artikel 6:152 BW de gesubrogeerde echter wel een zelfstandig regresrecht op deze zekerheidsgevers.
Het onvoldaan gebleven bedrag wordt dan omgeslagen over ?
de gesubrogeerde, en
de borgen en personen die geen schuldenaar zijn, naar evenredigheid van de
bedragen waarvoor ieder op het tijdstip van de voldoening jegens de schuldeiser aansprakelijk was (art. 6:152, eerste lid, BW). De omslag mag er echter niet toe leiden dat de aangesproken derde meer aan de gesubrogeerde zou moeten betalen dan de schuldeiser op hem had kunnen verhalen (art. 6:152, tweede lid, BW).
Voorbeeld
A heeft een schuld aan B van € 10.000. Een zekere C, betalende derde, is voor € 2000 draagplichtig en voor het geheel aansprakelijk. Borg D is voor € 4000 draagplichtig en voor ditzelfde bedrag aansprakelijk.
C betaalt de volledige schuld van A aan B. C wordt voor € 10.000 minus € 2000 in de rechten van B jegens A gesubrogeerd (art. 6:151, eerste lid, BW). Hij wordt ook gesubrogeerd in de gehele borgtocht, nu de schuld D voor € 4000 aangaat (art. 6:151, tweede lid, BW).
A biedt geen verhaal. D betaalt € 4000. Krachtens subrogatie kan C zich dus niet verhalen voor een bedrag van € 4000 (d.w.z.: € 10.000 minus € 2000 minus € 4000). Dat bedrag wordt omgeslagen over de gesubrogeerde en de aansprakelijke derden. De aansprakelijkheidsverhouding van C:D is 5:2. C zou van D nog 2/7 van € 4000 kunnen vorderen. Ingevolge artikel 6:152, tweede lid, BW, kan C van D maximaal
€ 4000 vorderen en niet € 4000 + 2/7 van € 4000.
Wat bij omslag?
In geval van omslag heeft de betalende derde een zelfstandig regresrecht (art. 6:152, derde lid, BW); de als gevolg van de omslag betalende derde treedt niet in de rechten van de schuldeiser.
Dwingend of regelend recht?
Artikel 6:152 BW is van regelend recht. De artikelen 6:151 en 152 zijn alleen van toepassing bij subrogatie op grond van artikel 6:150 BW. Bijzondere regels gelden bijvoorbeeld bij subrogatie in geval van hoofdelijkheid (zie leereenheid 2.10) en bij borgtocht.
Schuldoverneming ?
Bij schuldoverneming (artt. 6:155-158 BW) gaat dezelfde schuld van de oude schuldenaar over op een nieuwe schuldenaar. Schuldoverneming is een tweezijdige overeenkomst tussen de oude en de nieuwe schuldenaar, die pas werkt tegenover de schuldeiser nadat de oude én nieuwe schuldenaar aan de schuldeiser kennis hebben gegeven van de schuldoverneming en de schuldeiser zijn toestemming heeft verleend (art. 6:155 BW). Deze toestemming houdt in een ontslag van de oude schuldenaar uit zijn schuld en het aanvaarden van de nieuwe schuldenaar.
Bij schuldoverneming zowel de oude als de nieuwe schuldenaar tegelijk aansprakelijk?
Bij schuldoverneming is het derhalve niet mogelijk dat zowel de oude als de nieuwe schuldenaar tegelijk aansprakelijk zijn.
Moet er toestemming worden verleend?
Toestemming hoeft niet uitdrukkelijk te worden verleend, maar kan ook uit de gedragingen van de schuldeiser worden afgeleid en bij voorbaat worden verleend.
Voorbeeld
Tussen A en B bestaat een verbintenis die over een jaar opeisbaar is en die B verplicht tot het betalen van € 5000. C, een vriendin van B is bereid om de verbintenis van B na te komen. Zij maakt nu de afspraak met B dat zij de schuld van hem overneemt en zal voldoen. A stemt hierin toe.
toestemming zonder kennisgeving ?
Een schuldeiser die toevallig hoort van een voor hem voordelige schuldoverneming, kan niet de plannen van partijen omtrent het tijdstip waarop zij hun afspraak werking tegenover de schuldeiser willen geven doorkruisen door eigener beweging zijn toestemming te verlenen; toestemming zonder kennisgeving doet een schuld niet overgaan.
Rechtsgevolgen van schuldoverneming ?
Door schuldoverneming gaat niet alleen de schuld van de schuldenaar over op de derde, de schuldeiser moet ook zijn nevenrechten tegen de nieuwe schuldenaar uitoefenen. Sommige nevenrechten gaan bij schuldoverneming echter teniet zoals rechten uit borgtocht, speciale voorrechten en pand en hypotheek op aan derden toebehorende goederen.
Voorbeeld
Tussen A en B bestaat een verbintenis die over een jaar opeisbaar is en die B verplicht tot het betalen van € 5000. C, een vriendin van B is bereid om de verbintenis van B na te komen. Zij maakt nu de afspraak met B dat zij de schuld van hem overneemt en zal voldoen. A stemt hierin toe.
Voorbeeld
X heeft een schuld van € 5000 aan Y. Tot zekerheid van de betaling geeft de moeder van X (Z) haar gouden armband in pand. Een vriend van X (W) neemt de schuld van X over. Hierdoor gaat het pandrecht teniet, tenzij Z toestemt in handhaving van het pandrecht.