L2.7 - Niet-nakoming van verbintenissen: ontbinding Flashcards
Indien de schuldenaar niet voldoet aan een verplichting die voortvloeit uit een wederkerige overeenkomst, heeft de schuldeiser het recht om?
Indien de schuldenaar niet voldoet aan een verplichting die voortvloeit uit een wederkerige overeenkomst, heeft de schuldeiser het recht om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (art. 6:265, eerste lid, BW).
Ontbinding kan in tegenstelling tot schadevergoeding dus ook bij ???? worden gevorderd?
Ontbinding kan in tegenstelling tot schadevergoeding dus ook bij overmacht van de schuldenaar worden gevorderd!
Ontbinding kan plaatsvinden door?
Ontbinding kan plaatsvinden door een schriftelijke verklaring van de schuldeiser of wordt op zijn vordering door de rechter uitgesproken (art. 6:267 BW).
Verschil ontbinding vs vernietiging?
Ontbinding heeft anders dan vernietiging (art. 3:53 BW) geen terugwerkende kracht (art. 6:269 BW).
Voor zover verbintenissen reeds zijn nagekomen?
Voor zover verbintenissen reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (art. 6:271 BW).
Afdeling 5 van titel 6.5 BW heeft als aanvulling op de algemene regeling voor de obligatoire overeenkomst in beginsel alleen betrekking op?
Afdeling 5 van titel 6.5 BW heeft als aanvulling op de algemene regeling voor de obligatoire overeenkomst in beginsel alleen betrekking op wederkerige overeenkomsten. Deze bepalingen kunnen wel van overeenkomstige toepassing zijn op andere rechtsbetrekkingen die strekken tot het wederzijds verrichten van prestaties, voor zover de aard van die rechtsbetrekkingen zich daartegen niet verzet (art. 6:261, tweede lid, BW). Zie ook artikel 6:279 BW, waarin de regeling van wederkerige overeenkomsten van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op overeenkomsten tussen meer dan twee partijen.
Art 6:88 BW?
De tekortschietende debiteur kan er belang bij hebben dat de crediteur op korte termijn een keuze maakt tussen de diverse aan hem ten dienste staande middelen. Artikel 6:88 BW kent daarom de schuldenaar de bevoegdheid toe om aan de schuldeiser een redelijke termijn te stellen waarbinnen deze moet mededelen welke van de hem ten dienste staande middelen hij wenst uit te oefenen.
Maakt de schuldeiser binnen de gestelde termijn geen keuze dan ?
Maakt de schuldeiser binnen de gestelde termijn geen keuze dan kan de crediteur alleen nog maar schadevergoeding en ontbinding vorderen (art. 6:88, eerste lid, BW).
De schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien?
De schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd (art. 6:89 BW). Daarnaast heeft de koper op grond van artikel 7:23 BW een klachtplicht
Als nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is, kan de schuldeiser de overeenkomst ontbinden indien (art. 6:265, eerste lid, BW) ?
er sprake is van een tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis.
de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigt.
Voorbeeld
Consument C koopt een nieuwe auto voor € 40.000. De auto rijdt fantastisch maar het asbakje in het dashboard klemt. De garage heeft reeds enkele malen getracht om dit mankement te verhelpen. Het zal duidelijk zijn dat koper C in verband met deze geringe tekortkoming niet de bevoegdheid heeft om de koopovereenkomst te ontbinden. C heeft uiteraard wel recht op herstel van het mankement (art. 7:21, eerste lid, onder b) en, indien er sprake is van een toerekenbare tekortkoming, recht op schadevergoeding (art. 6:74 e.v. BW). Overigens behoeft de rechter niet ambtshalve te onderzoeken of de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt, zo blijkt uit HR 31 december 1993, NJ 1994, 317 (Abbas-Woningbouwvereniging).
alle omstandigheden van het geval ?
Bij de beantwoording van de vraag of de tekortkoming gezien de bijzondere aard of de geringe betekenis ervan de ontbinding niet rechtvaardigt zal de rechter rekening dienen te houden met alle omstandigheden van het geval. Daarbij mag geen onderscheid worden gemaakt tussen bedingen die wel de kern van de overeengekomen prestatie betreffen en in beginsel grond opleveren voor ontbinding en bedingen die niet de kern van de overeengekomen prestatie betreffen en dan alleen tot ontbinding leiden indien degene die ontbinding nastreeft stelt en bewijst dat zijn belang bij de ontbinding zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij instandhouding (arrest Twickler-R, tekstboek nr. 255).
In die gevallen waarin nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is maar uitblijft ?
In die gevallen waarin nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is maar uitblijft, kan de schuldeiser de overeenkomst uitsluitend ontbinden indien de schuldenaar in verzuim is (art. 6:265, tweede lid, BW). Voor ontbinding is niet vereist dat de tekortkoming de schuldenaar kan worden toegerekend! Verkeert de schuldeiser in schuldeisersverzuim dan is ontbinding in beginsel niet mogelijk (art. 6:266 BW).
Voorbeelden
A maakt gebruik van het aanbod van een postorderbedrijf P om drie boeken voor
€ 10 te kopen. De kleine letters die A ertoe verplichten om ieder kwartaal een boek te kopen, heeft A niet gelezen. Als hij na drie maanden niets heeft besteld en het ́kwartaalboek ́ ontvangt, weigert hij te betalen. P kan de overeenkomst enkel ontbinden indien A in verzuim is.
Fabrikant C komt met groothandel D overeen dat C 2000 spuitbussen haarlak zal leveren. Onverwacht wordt van overheidswege een verbod uitgevaardigd om dergelijke spuitbussen in de handel te brengen. Nakoming door C is derhalve blijvend onmogelijk. D kan de overeenkomst ontbinden, ook indien zoals in casu de tekortkoming niet aan C kan worden toegerekend.
Naast ontbinding van de overeenkomst kan de schuldeiser ?
Naast ontbinding van de overeenkomst kan de schuldeiser aanvullende schadevergoeding vorderen van de wederpartij. Daarvoor moet aan dezelfde vereisten als voor de ontbinding zijn voldaan, maar bovendien moet de tekortkoming (behoudens het in art. 6:78 BW bedoelde geval) steeds aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend.
Welke schade komt voor vergoeding in aanmerking?
Zowel de schade die voortvloeit uit het niet-nakomen van de verbintenis (art. 6:74 BW) als de schade die door de ontbinding wordt veroorzaakt (art. 6:277 BW) komen voor vergoeding in aanmerking
Extra voordeel bij ontbinding?
Levert de ontbinding van de overeenkomst een extra voordeel op voor de schuldeiser, dan is hij verplicht deze aan de schuldenaar te vergoeden, indien aannemelijk is dat de schuldeiser niet voor ontbinding zou hebben gekozen als deze waardevermeerdering zich niet zou hebben voorgedaan (art. 6:278, eerste lid, BW).
Het vereiste van tekortkoming in artikel 6:265 BW impliceert ?
Het vereiste van tekortkoming in artikel 6:265 BW impliceert dat de prestatie opeisbaar is. In de in artikel 6:80, eerste lid, BW, genoemde gevallen treden de gevolgen van niet-nakoming reeds in voordat de vordering opeisbaar is.
Voorbeeld
Bouwco BV heeft van V BV twaalf partijen hout gekocht. Iedere maand zal een partij hout bij Bouwco worden afgeleverd. De eerste partij is van slechte kwaliteit, waardoor Bouwco € 5000 schade lijdt. De tweede en derde partij worden veel te laat geleverd. Bouwco wil van het contract af en vergoeding van de geleden schade. Aangenomen dat de tekortkoming toerekenbaar is, kan Bouwco ingevolge artikel 6:74 e.v. BW vergoeding van de schade vorderen.
Ontbinding vereist een tekortkoming van de schuldenaar. Ten aanzien van toekomstige leveringen kan echter nog niet worden gezegd dat V al te kort is geschoten. Van een tekortkoming kan pas sprake zijn wanneer de vordering opeisbaar is. In artikel 6:80 BW wordt echter bepaald dat in sommige gevallen de gevolgen van niet-nakoming reeds intreden voordat de vordering opeisbaar is. Dit doet zich onder meer voor indien de schuldeiser goede gronden heeft te vrezen dat de schuldenaar in de nakoming zal te kort schieten en deze niet voldoet aan een schriftelijke aanmaning met opgave van die gronden om zich binnen een bij die aanmaning gestelde redelijke termijn bereid te verklaren zijn verplichtingen na te komen (art. 6:80, eerste lid, sub c, BW). In onze casus geven de eerste drie leveringen voldoende grond om te vrezen dat V ook in de toekomst te kort zal schieten. Wanneer V BV zich niet binnen de gestelde termijn bereid verklaart zijn verplichtingen na te komen, kan Bouwco BV de overeenkomst ontbinden. Deze ontbinding – voor de toekomst een gedeeltelijke ontbinding – kan weer worden gecombineerd met een vordering tot schadevergoeding op grond van artikel 6:277 BW.
verschil art 7:34 BW vs 6:80 eerste lid sub c BW
artikel 7:34 BW verschaft uitsluitend de verkoper een soepeler regeling dan artikel 6:80, eerste lid, sub c, BW.
Ontbinding en faillissement ?
De Faillissementswet bevat in de artikelen 37 en 37a Fw enkele bijzondere bepalingen voor ontbinding in faillissement.
Voorbeeld
V verkoopt een auto voor € 15.000 aan K BV. Nog voordat de auto aan K BV is geleverd wordt K failliet verklaard. V vreest dat K niet aan haar verplichtingen uit de koopovereenkomst zal voldoen. V kan dan ex artikel 37 Fw aan de curator in het faillissement van K BV een termijn stellen waarbinnen de curator moet verklaren dat hij bereid is de koopovereenkomst gestand te doen. Bij deze bereidverklaring moet hij tevens zekerheid stellen voor de nakoming, in casu de betalingsverplichting. Zo niet dan kan V de overeenkomst met K ontbinden.
Wat betekent ontbinding van de overeenkomst?
Ontbinding van de overeenkomst maakt een einde aan de tussen partijen bestaande rechtsverhouding. Ontbinding bevrijdt partijen van de op het moment van de ontbinding nog bestaande verbintenissen.
Dit is uiteraard anders wanneer de overeenkomst slechts gedeeltelijk wordt ontbonden (art. 6:270 BW).
Heeft ontbinding terugwerkende kracht?
Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht (art. 6:269 BW). Voor zover partijen door het nakomen van verbintenissen reeds uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst, zijn zij in beginsel gehouden de reeds verrichte prestaties ongedaan
te maken (art. 6:271 BW). Partijen ontlenen aan deze wettelijke bepaling een persoonlijk recht (en geen goederenrechtelijk recht zoals revindicatie ex art. 5:2 BW!) tot teruggave van de reeds geleverde prestatie. Dat aan ontbinding geen terugwerkende kracht toekomt, betekent dus niet dat de ontbinding voor de reeds uitgevoerde verbintenissen geen gevolgen heeft.
Niet nakomen restitutieverplichting?
Het zal in de praktijk niet steeds mogelijk zijn dat een partij voldoet aan haar ingevolge artikel 6:271 BW opgelegde restitutieverplichting. Voor de gevolgen van het niet-nakomen van de restitutieverplichting moet worden onderscheiden naar de oorzaak van de onmogelijkheid tot niet-nakoming.
Aard van de prestatie sluit ongedaanmaking uit?
Sluit de aard van de geleverde prestatie uit dat zij ongedaan wordt gemaakt, dan treedt voor de verrichte prestatie een vergoeding in de plaats ten belope van de waarde van de geleverde prestatie op het tijdstip van de ontvangst (art. 6:272, eerste lid, BW). De ontvanger van een ondeugdelijke prestatie is slechts gehouden tot vergoeding van de waarde die deze prestatie voor de ontvanger op het tijdstip van de ontvangst in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad (zie art. 6:272, tweede lid, BW). Dit laatste geval ziet vooral op de situatie waarin de ontvanger van de ondeugdelijke prestatie gebruik heeft gemaakt van zijn ontbindingsbevoegdheid ingevolge artikel 6:265 BW, terwijl artikel 6:272, eerste lid, BW in de praktijk van toepassing zal zijn wanneer de wederpartij van de ontvanger van de prestatie gebruik maakt van zijn ontbindingsbevoegdheid.
Voorbeeld
Een reisovereenkomst tussen een reisbureau en consument C waarbij C op zijn vakantiebestemming bemerkt dat het gereserveerde hotel slechter is dan hem was voorgespiegeld. De prestatie van het reisburo kan na ontbinding wegens het niet- nakomen (schending conformiteitseis in art. 7:507, eerste lid, BW) van de reisovereenkomst door C niet worden gerestitueerd: de waarde van de geleverde prestatie op het tijdstip van de ontvangst zal daarvoor in de plaats komen (art. 6:272 BW). Overigens kan ook immaterieel nadeel voor vergoeding in aanmerking komen (art. 7:510 BW).
Wat indien een partij niet aan haar ongedaanmakingsverplichting ingevolge artikel 6:271 BW kan voldoen uit andere oorzaak dan dat de aard van de prestatie ongedaanmaking uitsluit ?
Indien een partij niet aan haar ongedaanmakingsverplichting ingevolge artikel 6:271 BW kan voldoen uit andere oorzaak dan dat de aard van de prestatie ongedaanmaking uitsluit, zijn op deze niet-nakoming de artikelen 6:74 e.v. BW, alsmede de artikelen 6:273 e.v. en 6:278 BW van toepassing.
Een tekortkoming in de ongedaanmakingsverbintenis doet voor de tekortschietende partij een schadevergoedingsverplichting ontstaan voor zover de tekortkoming aan hem kan worden toegerekend (art 6:74 BW).
Voorbeeld
Consument-koper C koopt van V BV een tv. Betaling moet na drie maanden (fatale termijn in de zin van art. 6:83, sub a, BW) plaatsvinden. Na levering draagt C de tv meteen aan een derde over. Wanneer na vier maanden nog niet is betaald wordt de overeenkomst door V ontbonden. De aard van de prestatie sluit ongedaanmaking niet uit. De tv kan echter niet meer door C worden teruggeleverd, waardoor hij tekortschiet in de nakoming van zijn ongedaanmakingsverbintenis ex artikel 6:271 BW. Deze tekortkoming kan aan C worden toegerekend zodat hij ex artikel 6:74 BW de schade aan V moet vergoeden.
Restitutieverplichting te onderscheiden van hoofdverplichting ?
De vraag of een tekortkoming in de nakoming van de restitutieverplichting toerekenbaar is, moet worden onderscheiden van de vraag of de tekortkoming in de nakoming van de hoofdverbintenis uit de overeenkomst toerekenbaar is.
Voorbeeld 1
V verkoopt en levert een pony aan K. Tussen partijen is overeengekomen dat K de verschuldigde koopsom eerst over zes maanden hoeft te voldoen (fatale termijn in de zin van art. 6:83, sub a, BW). K kan echter na zes maanden door een geheel onverwachte en onverwijtbare #nanciële tegenvaller niet betalen. V ontbindt ex artikelen 7:26, eerste lid en 6:265 BW de overeenkomst en vordert aanvullende schadevergoeding. Ontbinding doet voor K ex artikel 6:271 BW de verbintenis ontstaan de pony terug te leveren aan V. De niet-nakoming van de betalingsverplichting door K (de ex art. 7:26 BW uit de koopovereenkomst voortvloeiende hoofdverbintenis) is een toerekenbare tekortkoming. Financieel onvermogen (hoe onverwacht en onverwijtbaar ook) komt ex artikel 6:75 BW voor risico van de desbetreffende partij. Nu er sprake is van een toerekenbare tekortkoming is K ex artikel 6:74 BW aansprakelijk voor de door V geleden schade als gevolg van de toerekenbare niet-nakoming van de hoofdverbintenis.
K is eventueel ex artikel 6:74 BW ook aansprakelijk voor de door V geleden schade, indien K niet voldoet aan de uit artikel 6:271 BW voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis.
Voorbeeld 2
V verkoopt en levert een pony aan K. Tussen partijen is overeengekomen dat K de verschuldigde koopsom eerst over zes maanden hoeft te voldoen (fatale termijn in de zin van art. 6:83, sub a, BW). Drie maanden na de aankoop moet de pony op grond van een overheidsmaatregel als reactie op een uitbraak van MKZ worden geruimd, dat wil zeggen afgemaakt. De pony is voor risico van koper K vanaf het moment van de a$evering. Derhalve blijft K de koopprijs verschuldigd, ongeacht het tenietgaan van de pony (art. 7:10, eerste lid, BW). K kan de koopsom na zes maanden door een geheel onverwachte en onverwijtbare #nanciële tegenvaller niet betalen. V ontbindt ex artikelen 7:26, eerste lid en 6:265 BW de overeenkomst. Ontbinding doet voor K ex artikel 6:271 BW de verbintenis ontstaan de pony terug te leveren aan V. Koper K is
niet meer in de positie om aan deze restitutieverplichting te voldoen. De tekortkoming in de nakoming van de restitutieverbintenis kan hem (gezien de overheidsmaatregel) niet worden toegerekend (art. 6:75 BW). Aldus is K terzake deze tekortkoming in de nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis niet schadeplichtig ingevolge artikel 6:74 BW (i.c. is de uitzondering van art. 6:78 BW niet van toepassing). K is wel ex artikel 6:74 BW na het verstrijken van de overeengekomen betalingstermijn van zes maanden schadeplichtig als gevolg van de toerekenbare niet-nakoming van de betalingsverplichting (de uit de koopovereenkomst voortvloeiende hoofdverbintenis). Er is in casu dus sprake van ontbinding gecombineerd met een vordering tot aanvullende schadevergoeding door V.