L2.6 - Niet-nakoming van verbintenissen: schadevergoeding Flashcards
Staat vast dat de verbintenis door de schuldenaar niet wordt nagekomen, dan kan de schuldeiser de volgende stappen nemen?
nakoming van de verbintenis vorderen (art. 3:296 BW), eventueel met aanvullende schadevergoeding (zie par.1).
(vervangende) schadevergoeding (art. 6:74 e.v. BW) vorderen (zie par. 3). Bovendien bij wederkerige overeenkomsten:
ontbinding (art. 6:265 BW) van de overeenkomst vorderen, eventueel met aanvullende schadevergoeding. De mogelijkheid van ontbinding (geregeld in Afdeling 6.5.5) is beperkt tot wederkerige overeenkomsten. Voor een vordering tot ontbinding is (anders dan bij een vordering tot schadevergoeding!) toerekenbaarheid van de tekortkoming geen vereiste.
Wat doet een ontbinding?
Een ontbinding bevrijdt partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (art. 6:271 BW).
Op deze verbintenis zijn de normale regels inzake nakoming en niet-nakoming (afd. 6.1.6-11 BW) aangevuld met bijzondere regels in afd. 6.5.4 BW van toepassing. Voor schadevergoeding met betrekking tot niet-nakoming van een verbintenis tot ongedaanmaking als gevolg van ontbinding van de overeenkomst moet dus wel zijn voldaan aan de eis van toerekenbaarheid in artikel 6:74 e.v. BW
Vordering tot nakoming en reële executie (art. 3:296 e.v. BW)?
Het recht op nakoming van de schuldeiser is geen gevolg van wanprestatie door de schuldenaar, maar vloeit rechtstreeks voort uit het bestaan van de verbintenis tussen schuldenaar en schuldeiser (art. 3:296 BW).
Moet de verbintenis opeisbaar zijn?
De verbintenis moet wel opeisbaar zijn, de schuldenaar kan niet worden verplicht eerder dan het met de schuldeiser overeengekomen tijdstip te presteren.
Wat als nakoming blijvend onmogelijk is?
Een veroordeling tot nakoming kan ook niet worden uitgesproken als nakoming door de schuldenaar blijvend onmogelijk is (art. 3:303 BW).
Wat is niet vereist voor een vordering tot nakoming?
Voor een vordering tot nakoming is toerekenbaarheid en verzuim (en dus ook het uitbrengen van een ingebrekestelling) niet vereist!
Aanvullende schadevergoeding?
Naast nakoming van de verbintenis kan aanvullende schadevergoeding worden gevorderd, indien de tekortkoming de schuldenaar kan worden toegerekend over de tijd dat de schuldenaar in verzuim was (art. 6:74 jo 6:85 BW) of van rechtswege indien nakoming blijvend onmogelijk is
Een succesvolle vordering tot schadevergoeding ex artikel 6:74 BW vereist allereerst?
Een succesvolle vordering tot schadevergoeding ex artikel 6:74 BW vereist allereerst (evenals een vordering tot ontbinding ex art. 6:265 BW) een tekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis.
Opeisbaarheid van de prestatie?
Tekortkoming vereist in beginsel dat de prestatie opeisbaar is. (In beginsel, want in de in art. 6:80 BW genoemde gevallen treden de gevolgen van niet-nakoming reeds in vóórdat de vordering opeisbaar is.)
Wanneer er geen tijdstip voor nakoming is bepaald?
Op grond van artikel 6:38 BW is een verbintenis waarbij geen tijdstip voor de nakoming is bepaald, direct opeisbaar, zij het dat de schuldenaar een termijn moet worden gegund die redelijkerwijs nodig is om de prestatie te vervulle
Wanneer wel een tijdstip voor nakoming is bepaald?
Is wel een tijdstip voor nakoming bepaald dan wordt de verbintenis opeisbaar zodra dit tijdstip is aangebroken.
Bij verbintenissen met een opschortende voorwaarde?
Bij verbintenissen met een opschortende voorwaarde treedt de verbintenis pas in werking en wordt de prestatie derhalve pas opeisbaar, nadat de opschortende voorwaarde in vervulling is gegaan. Indien de prestatieplicht van de schuldenaar – een opeisbare vordering van de schuldeiser – bevoegdelijk wordt opgeschort (o.a. artt. 6:52, 6:262 en 6:263 BW) kan de daardoor in verzuim geraakte schuldeiser geen nakoming vorderen (art. 6:59 BW) of maatregelen tot executie nemen (art. 6:62 BW).
Van een tekortkoming in de nakoming is sprake indien?
Van een tekortkoming in de nakoming is sprake indien de prestatie opeisbaar is, maar nakoming uitblijft of ondeugdelijk geschiedt.
Het uitblijven van de prestatie mag bovendien niet worden gerechtvaardigd doordat de schuldenaar zijn prestatie bevoegd heeft opgeschort. Het bestaan van een opschortingsbevoegdheid brengt immers met zich mee dat de schuldenaar (vooralsnog) niet behoeft te presteren.
In het BW (zie de artt. 6:74 en 265) wordt ter bepaling van de gevolgen van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis (schadevergoeding en ontbinding) enerzijds een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin ?
In het BW (zie de artt. 6:74 en 265) wordt ter bepaling van de gevolgen van een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis (schadevergoeding en ontbinding) enerzijds een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin (a) nakoming blijvend onmogelijk is, (b) nakoming tijdelijk onmogelijk is, en (c) nakoming nog wel mogelijk is.
Wat bij wel/niet toerekenen?
Anderzijds wordt er onderscheid gemaakt tussen de gevallen waarin de tekortkoming de schuldenaar kan worden toegerekend (wanprestatie) en die waarin de tekortkoming niet kan worden toegerekend (overmacht).
Zowel in geval van absolute onmogelijkheid (nakoming is voor een ieder volstrekt onmogelijk) als een relatieve onmogelijkheid (nakoming kan redelijkerwijze niet van de schuldenaar worden gevergd omdat hij hiervoor onredelijke offers zou moeten brengen of nakoming geen zin meer heeft) is nakoming onmogelijk, bijvoorbeeld indien? (1)
hetgeen de schuldenaar verplicht was te geven, slechts kon worden gegeven of gedaan binnen zekere tijd, welke hij heeft laten voorbijgaan.
Voorbeeld
Begrafenisonderneming A heeft zich jegens B verbonden om voor de begrafenis van de heer X drie zwarte volgauto ́s ter beschikking te stellen. Indien A niet op de juiste dag nakomt, heeft nakoming geen zin meer.
Zowel in geval van absolute onmogelijkheid (nakoming is voor een ieder volstrekt onmogelijk) als een relatieve onmogelijkheid (nakoming kan redelijkerwijze niet van de schuldenaar worden gevergd omdat hij hiervoor onredelijke offers zou moeten brengen of nakoming geen zin meer heeft) is nakoming onmogelijk, bijvoorbeeld indien? (2)
de schuldenaar het zichzelf onmogelijk heeft gemaakt aan de verbintenis te voldoen.
Voorbeeld
V verkoopt aan K zijn twee jaar oude auto. Vóór de levering verkoopt en levert V de auto aan D. V kan niet meer aan K leveren, omdat hij geen eigenaar meer is van de auto en dus niet meer beschikkingsbevoegd.
Zowel in geval van absolute onmogelijkheid (nakoming is voor een ieder volstrekt onmogelijk) als een relatieve onmogelijkheid (nakoming kan redelijkerwijze niet van de schuldenaar worden gevergd omdat hij hiervoor onredelijke offers zou moeten brengen of nakoming geen zin meer heeft) is nakoming onmogelijk, bijvoorbeeld indien? (3)
een te leveren geïndividualiseerde zaak is tenietgegaan.
een verbintenis om niet te doen wordt overtreden.
de schuldenaar tekortschiet in de nakoming van een voortdurende verbintenis.
Een dergelijke tekortkoming kan naar haar aard niet meer ongedaan worden gemaakt. Immers, de verplichting kan in de toekomst weliswaar worden nagekomen, maar daarmee wordt de tekortkoming in het verleden niet ongedaan gemaakt en wat deze tekortkoming betreft is nakoming dan ook niet meer mogelijk (vgl. het arrest Schwarz-Gnjatovic).
Het verband tussen niet-nakoming, opeisbaarheid en de mogelijkheid van nakoming is schematisch weergegeven in figuur 6.1
INVOEGEN FIGUUR 6.1
Wat gebeurt er door niet-nakomen van een verbintenis uit overeenkomst?
Door het niet-nakomen van een verbintenis uit overeenkomst wordt inbreuk gemaakt op een subjectief recht (nl. op het vorderingsrecht van de schuldeiser). Iedere inbreuk op een subjectief recht levert in beginsel een onrechtmatige daad op (art. 6:162 BW).
Wat met betrekking tot het toerekenbaar niet-nakomen van een verbintenis welke voortvloeit uit een overeenkomst?
Het toerekenbaar niet-nakomen van een verbintenis welke voortvloeit uit een overeenkomst (wanprestatie) wordt echter als een species (met eigen regels) van de onrechtmatige daad gezien.
Schadevergoeding is in het BW echter wel algemeen geregeld.
Waar en hoe?
INVOEGEN FIGUUR
Schadevergoeding is in het BW echter wel algemeen geregeld. Afdeling 10 van Boek 6 geldt voor niet-nakoming van iedere verbintenis, ongeacht de bron waaruit de verbintenis is ontstaan.
INVOEGEN FIGUUR
Moet de schuldenaar de schade vergoeden?
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt, te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (art. 6:74 BW), dat wil zeggen dat de schuldenaar zich op overmacht kan beroepen.
Is een tekortkoming voldoende voor een succesvolle vordering tot schadevergoeding?
Een tekortkoming (hoe ernstig ook) is derhalve niet voldoende voor een succesvolle vordering tot schadevergoeding, daarvoor is altijd vereist dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend (zie het arrest Brok- Huberts).
Wat indien de schuldenaar ivm de tekortkoming een voordeel geniet?
Alleen wanneer de schuldenaar in verband met de tekortkoming een voordeel geniet, kan ook bij een niet-toerekenbare tekortkoming (overmacht) een schadevergoedingsverplichting ontstaan ingevolge artikel 6:78 BW
In de rechtspraak zijn een aantal ́deelregels ́ ontwikkeld aan de hand waarvan kan worden bepaald of een tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend?
In beginsel is een beroep op overmacht gerechtvaardigd als:
• wetsvoorschriften of overheidsmaatregelen aan nakoming in de weg staan.
[de schuldenaar door na te komen zijn leven, gezondheid of vrijheid in gevaar brengt.
door ziekte de nakoming van een persoonlijk te verrichten verbintenis wordt verhinderd.
Op grond van artikel 6:75 BW kan een tekortkoming aan de schuldenaar worden toegerekend?
a. indien zij te wijten is aan zijn schuld.
Het begrip ́schuld ́ in artikel 6:75 BW is subjectief van aard: het gaat erom of men deze schuldenaar kan verwijten dat hij niet als een zorgvuldig schuldenaar heeft gehandeld.
Voorbeeld
A, woonachtig in Amsterdam, heeft zich verbonden om bij B, woonachtig te Eindhoven, een pakje af te leveren. Wegens vorst zijn de wegen onbegaanbaar, de treinen rijden echter wel. A kan dus de tekortkoming redelijkerwijs vermijden door met de trein te gaan. Doet hij dit niet, dan kan hem de tekortkoming worden toegerekend.
Op grond van artikel 6:75 BW kan een tekortkoming aan de schuldenaar worden toegerekend?(2)
b. indien de tekortkoming voor rekening van de schuldenaar komt.
De tekortkoming kan, ook wanneer de schuldenaar geen verwijt gemaakt kan worden, toch voor zijn rekening komen op grond van
• de wet.
In Afdeling 6.1.9 worden drie gevallen genoemd waarin de tekortkoming voor rekening komt van de schuldenaar, namelijk in de artikelen 6:76 BW (hulppersonen), 6:77 BW (hulpzaken) en 6:84 BW (onmogelijkheid tijdens verzuim). Artikel 6:76 BW vereist dat de tekortkoming ontstond door een gedraging van een hulppersoon.
Voorbeeld
In de modezaak van verkoper V koopt consument C een herenpantalon, die echter enkele centimeters te lang is. Werknemer W van V krijgt opdracht om de broek korter te maken, waarna C hem de volgende dag kan komen ophalen. Als C met de broek thuiskomt, blijkt deze enkele centimeters te kort te zijn. Herstel is niet meer mogelijk. De tekortkoming is te wijten aan schuld (d.w.z. een verwijtbare gedraging) van W, doch V is hiervoor jegens C ex artikel 6:74 jo artikelen 6:75 en 6:76 BW aansprakelijk.