L7: Bedreiging, misbruik van omstandigheden en de actio Pauliana Flashcards
Wat is bedreiging?
Bedreiging (of dwang) is de onrechtmatige handelwijze waardoor men iemand een zodanige vrees voor een mogelijk nadeel inboezemt, dat deze daardoor wordt bewogen een rechtshandeling te verrichten teneinde de verwezenlijking van dit nadeel te voorkomen (art. 3:44, tweede lid, BW).
Vernietiging op grond van bedreiging vereist?
* een (actief ) bewegen tot het verrichten van een rechtshandeling. De bedreiging kan tegen de betrokkene zelf gericht zijn, maar ook tegen een derde. Het nadeel kan zowel materieel als immaterieel zijn, bijvoorbeeld het verliezen van de goede naam.
* objectieve relevantie. Een redelijk oordelend mens moet door de bedreiging tot het verrichten van de rechtshandeling bewogen kunnen worden. Persoonlijke omstandigheden kunnen hierbij een rol spelen. Bedreiging van een bejaard persoon waarvoor de bejaarde in de kracht van zijn leven niet zou zijn gezwicht, kan dus tot vernietiging van een rechtshandeling op grond van bedreiging leiden.
* een onrechtmatige bedreiging. Indien werknemers door te dreigen met staking hun werkgever bewegen tot het overeenkomen van gunstiger arbeidsvoorwaarden, zal in het algemeen geen sprake zijn van onrechtmatige bedreiging. Bedreiging is onrechtmatig indien gebruik wordt gemaakt van een ongeoorloofd middel (bijv. een wapen), maar ook indien het geoorloofde middel voor een ander doel wordt gebruikt dan waarvoor het is gegeven (bijv. dreigen met aangifte).
* een causaal verband tussen de bedreiging en het verrichten van de rechtshandeling.
Wat is misbruik van omstandigheden?
Financiële moeilijkheden, emotionele afhankelijkheid enz. kunnen iemand ertoe brengen een rechtshandeling te verrichten waartoe hij onder meer normale omstandigheden niet zou zijn overgegaan.
Waar staan de omstandigheden van misbruik opgesomd?
De opsomming van omstandigheden in artikel 3:44, derde lid, BW is enuntiatief.
Vernietiging van een rechtshandeling op grond van misbruik van omstandigheden vereist?
een bijzondere omstandigheid
die een rechtssubject ertoe brengt een rechtshandeling te verrichten die hij
anders niet verricht zou hebben, dat wil zeggen een causaal verband tussen de bijzondere omstandigheid en het verrichten van de rechtshandeling (meestal het sluiten van een overeenkomst)
wetenschap bij de wederpartij dat de ander in een bijzondere omstandigheid verkeert (kenbaarheid) en er desondanks toch op aansturen dat de rechtshandeling totstandkomt (misbruik).
Is de enkele wetenschap dat de wederpartij onder de druk van een bepaalde omstandigheid een rechtshandeling verricht die hij anders niet zou hebben verricht voldoende?
Enkele wetenschap dat de wederpartij onder de druk van een bepaalde omstandigheid een rechtshandeling verricht die hij anders niet zou hebben verricht, is niet voldoende voor het aannemen van misbruik van omstandigheden.
Geef een voorbeeld van geen misbruik?
Voorbeeld
A verkeert in !nanciële moeilijkheden. Hij probeert een geldlening te sluiten. Omdat A niet in staat is zekerheid te verschaffen (bijv. in de vorm van een pand of hypotheek) blijkt dat geen eenvoudige zaak te zijn. Uiteindelijk verklaart B zich bereid A een som geld te lenen, maar hij bedingt daarvoor een hogere rente dan gebruikelijk. Of hij bedingt dat A gedurende zekere tijd uitsluitend producten van B in zijn bedrijf zal aanbieden (vgl. de zgn. bierbrouwersbedingen). Op zichzelf behoeft daarin nog geen misbruik van omstandigheden gelegen te zijn. B kent de !nanciële problemen van A, maar daarmee is nog niet gezegd dat B om die reden zichzelf behoort te distantiëren van de overeenkomst tot geldlening. Immers, zonder die lening zou A wel eens veel verder in de problemen kunnen raken.
Zou er door B een exorbitant hoge rente of een afnameplicht voor een buitengewoon lange tijd zijn bedongen, dan is er wel sprake van misbruik van omstandigheden.
Omschrijf arrest Brandwijk?
In HR 2 november 1979, NJ 1980, 429 (Brandwijk) werd dan ook bepaald dat het enkel misbruik maken van de economische dwangpositie waarin een partij zich bevindt, in zijn algemeenheid niet het oordeel rechtvaardigt dat misbruik van omstandigheden heeft plaatsgevonden. Daarvoor is meer nodig, bijvoorbeeld dat de wederpartij voor zichzelf of voor een derde een klaarblijkelijk onevenredig voordeel heeft bedongen.
Is de eis dat de rechtshandeling nadelig is?
Hoewel voor misbruik van omstandigheden niet de eis wordt gesteld dat de rechtshandeling nadelig is voor degene die bewogen wordt tot het verrichten van de rechtshandeling (o.a. HR 5 februari 1999, NJ 1999, 652 Ameva-Van Venrooy), zal niettemin het al of niet aanwezig zijn van nadeel vaak relevant zijn voor het oordeel of er sprake is van misbruik van omstandigheden, waarbij nog moet worden aangetekend dat ook immaterieel nadeel een rol kan spelen.
Dat nadeel meestal een belangrijke rol speelt, blijkt ook uit artikel 3:54 BW. Dit artikel behandelt de mogelijkheid van wijziging van de rechtsgevolgen van een rechtshandeling ter opheffing van het nadeel (vgl. art. 6:230 BW, dat in geval van dwaling van toepassing is).
Wat is de cruciale term bij bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden?
Bij bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden gaat het steeds om een ongeoorloofde beïnvloeding van de wilsvorming. Uit het woord ‘iemand’ (art. 3:44, tweede, derde en vierde lid, BW) blijkt dat die beïnvloeding in beginsel niet behoeft uit te gaan van de wederpartij maar kan ook zijn veroorzaakt door een derde. Wel bepaalt het vijfde lid van artikel 3:44 BW dat de wederpartij wordt beschermd indien hij geen reden had het bestaan van bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden door iemand anders te veronderstellen.
Geef een voorbeeld van samenloop?
Indien iemand met beperkte verstandelijke vermogens kan aantonen dat zijn wederpartij bij een gesloten overeenkomst misbruik heeft gemaakt van die omstandigheid (en hij de overeenkomst dus kan vernietigen op grond van een wilsgebrek), is niet ondenkbaar dat hij ook zou kunnen aantonen dat ten gevolge van die geestelijke tekortkoming zijn wil in het geheel niet gericht was op het sluiten van de overeenkomst (zodat de overeenkomst ook vernietigbaar is op grond van art. 3:34, tweede lid, BW).
Het is daarnaast goed denkbaar dat zowel de vereisten voor een beroep op
Bekijken we nogmaals ons voorbeeld. Zou er door B een exorbitant hoge rente of een afnameplicht voor een buitengewoon lange tijd zijn bedongen, dan is er wel sprake van misbruik van omstandigheden.
dwaling als voor bedrog zijn vervuld. Ook samenloop van bedrog en misbruik van omstandigheden behoort tot de mogelijkheden.
Is bij samenloop een vordering tot vernietiging ogv dwaling/bedrog met een vordering tot schadevergoeding ogv toerekenbare tekortkoming en/of ontbindinding mogelijk?
Samenloop van een vordering tot vernietiging op grond van dwaling/bedrog met een vordering tot schadevergoeding op grond van toerekenbare tekortkoming (art. 6:74 BW) en/of ontbinding (art. 6:265 BW), is ook goed denkbaar. Deze samenloop doet zich vooral bij dwaling en bedrog voor. Bij de koopovereenkomst is met name de samenloop van dwaling, bedrog en non-conformiteit (art. 7:17 BW) van belang (zie voor deze samenloop het arrest Schirmeister-De Heus
Samenloop met onrechtmatige daad?
Naast vernietiging van de rechtshandeling, bestaat voor degene die zich op een wilsgebrek kan beroepen meestal ook de mogelijkheid om een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) in te stellen. Gaat het om ongeoorloofde beïnvloeding door een derde, dan is een vordering op grond van onrechtmatige daad vaak de enige mogelijkheid, omdat vernietiging van de rechtshandeling dan afhankelijk is van de vraag of de wederpartij reden had het bestaan van een beïnvloeding te veronderstellen (zie art. 3:44, vijfde lid, BW). Ook een beroep op dwaling kan met een vordering op grond van onrechtmatige daad worden gecombineerd. Bij wederzijdse dwaling is een vordering op grond van onrechtmatige daad moeilijk voorstelbaar, het vereiste van toerekening in artikel 6:162 BW zal dan meestal een te zware hindernis vormen.
Regeling oneerlijke handelspraktijken?
De regeling van de oneerlijke handelspraktijken in artikel 6:193a e.v. BW is een specie#eke uitwerking van de onrechtmatige daad die tot doel heeft om consumenten te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken. De regeling van de wilsgebreken en die van de oneerlijke handelspraktijken zijn naast elkaar van toepassing, de benadeelde kan ook beide combineren. Op grond van oneerlijke handelspraktijken kan uitsluitend schadevergoeding worden gevorderd, geen vernietiging van de overeenkomst.
Wat tav de ‘ voortbouwende overeenkomst’?
Partijen kunnen een overeenkomst sluiten die tot doel heeft een nadere regeling te treffen ten aanzien van (een bepaald onderdeel van) een tussen hen bestaande rechtsverhouding. Blijkt achteraf dat die rechtsverhouding ontbreekt, dan komt die voortbouwende overeenkomst ‘in de lucht te hangen’. Een voortbouwende overeenkomst is op die grond vernietigbaar, behalve wanneer dit ontbreken voor rekening behoort te blijven van degene die zich erop beroept (art. 6:229 BW).
Voorbeeld
– A en B komen overeen dat A met ingang van de volgende maand elf procent in plaats van tien procent rente verschuldigd is over een door B aan A verstrekte
[page79image560]
geldlening (zie art. 7A:1791 e.v. BW). Achteraf blijkt dat het geleende bedrag op dat moment al volledig was terugbetaald.