L2.10 - Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers Flashcards

1
Q

pluraliteit van schuldeisers?

A

Bij pluraliteit van schuldeisers is sprake van een gezamenlijk vorderingsrecht (Afd. 6.1.3; zie par. 4).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoofdelijkheid?

A

Het BW kent hoofdelijkheid alleen bij meerdere schuldenaren (Afd. 6.1.2).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het rechtsbegrip ́hoofdelijkheid ́ heeft betrekking op ?

A

Het rechtsbegrip ́hoofdelijkheid ́ heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen schuldeiser en schuldenaren: de ́externe ́ aansprakelijkheid, de ́externe ́ rechten en verplichtingen. Het gaat dan om de vraag van welke schuldenaar welk deel van de schuld kan worden gevorderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Van deze externe aansprakelijkheid moet worden onderscheiden?

A

verhaalsaansprakelijkheid. Dit betreft ook de ́externe ́ verhouding, maar bij

verhaalsaansprakelijkheid gaat het om de vraag op welk vermogen de schuldeiser verhaal kan zoeken om zijn vordering te verhalen (dat zal meestal het vermogen van de schuldena(a)r(en) zelf zijn, maar kan ook betrekking hebben op het vermogen van derden zoals een derde-pand- of hypotheekgever), en

draagplicht. Hierbij gaat het om de rechtsverhouding tussen de schuldenaren onderling. Interne aansprakelijkheid: wie moet uiteindelijk welk deel van de schuld dragen. Op de onderlinge verdeling, met name de mogelijkheid tot regres en de omslagregels, wordt in paragraaf 3 nader ingegaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De vraag of een prestatie deelbaar of ondeelbaar is vs pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers.

Verklaar?

A

De vraag of een prestatie deelbaar of ondeelbaar is, ziet op het object van een verbintenis, pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers heeft betrekking op de subjecten van een verbintenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De vraag naar de deelbaarheid van de prestatie is echter bij pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers van groot belang.

Verklaar?

A

De vraag naar de deelbaarheid van de prestatie is echter bij pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers van groot belang. Bij een verbintenis met een deelbare prestatie (zoals het betalen van een geldsom) is – bij meerdere schuldenaren – een schuldenaar slechts verplicht zijn deel van de prestatie te voldoen (art. 6:6, eerste lid, BW), of – bij meerdere schuldeisers – een schuldeiser gerechtigd tot slechts een deel van de prestatie (art. 6:15, eerste lid, BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verbintenis met ondeelbare prestatie?

A

Daarentegen kan bij een verbintenis met een ondeelbare prestatie elke schuldenaar steeds worden aangesproken voor de gehele prestatie (hoofdelijkheid op grond van art. 6:6, tweede lid, BW). Bij een ondeelbare prestatie zijn de schuldeisers enkel gezamenlijk tot de gehele prestatie gerechtigd (art. 6:15, tweede lid, BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is een prestatie naar haar aard ondeelbaar?

A

Een prestatie is naar haar aard ondeelbaar, wanneer het splitsen van de prestatie zou betekenen dat haar wezen wordt aangetast, dan wel haar waarde aanmerkelijk zou afnemen.

Voorbeelden

  • Twee auteurs spreken af samen een stuk te schrijven (ondeelbare verbintenis om te doen).
  • Twee personen verbinden zich een aan hen gezamenlijk toebehorend huis aan een derde in eigendom over te dragen (ondeelbare verbintenis om te geven).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

INVOEGENFIGUUR 10.1

Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behalve als gevolg van de ondeelbaarheid van de prestatie kan hoofdelijke aansprakelijkheid ook voortvloeien uit .

Welke?

A

Behalve als gevolg van de ondeelbaarheid van de prestatie kan hoofdelijke aansprakelijkheid ook voortvloeien uit partijafspraak of een speci#eke wettelijke bepaling, zoals artikel 6:102 BW. Op borgtocht (art. 7:850 BW) zijn de bepalingen omtrent hoofdelijke verbintenissen in beginsel van toepassing (art. 7:850, derde lid, BW). Afwijkende bepalingen zijn o.a. artikel 7:851, eerste lid, BW (de voor de borg uit de overeenkomst van borgtocht voortvloeiende verbintenis is een afhankelijke verbintenis en gaat derhalve ex artikel 3:7 BW teniet als de verbintenis van de hoofdschuldenaar tenietgaat) en artikel 7:855, eerste lid, BW. De borg is niet gehouden tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekort geschoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verbintenis met deelbare prestatie?

A

Bij de verbintenis met deelbare prestatie wordt de verbintenis in beginsel gesplitst in even zoveel verbintenissen als er schuldenaren zijn. De schuldenaar die zijn deel aan de schuldeiser heeft voldaan, is jegens de schuldeiser bevrijd. Betaling van een deel van de prestatie van een andere schuldenaar betekent dan dat de betalende schuldenaar als derde nakomt (art. 6:30 BW, zie leereenheid 2.4). Ieder deel van de schuld wordt immers als een aparte verbintenis aangemerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Omschrijf schuldenaren van een deelbare prestatie hoofdelijk verbonden zijn?

A

Indien de schuldenaren van een deelbare prestatie hoofdelijk verbonden zijn, kan de schuldeiser nakoming van ieder van hen voor het geheel vorderen. Betaling van de gehele schuld door een van de schuldenaren bevrijdt dan de anderen. Bij een verbintenis met ondeelbare prestatie zijn de schuldenaren altijd hoofdelijk verbonden (art. 6:6, tweede lid, BW): iedere schuldenaar is verplicht tot betaling van het geheel. Betaling door een der hoofdelijk verbonden schuldenaren bevrijdt de anderen. De wet kent de hoofdelijke schuldenaar die in verhouding tot zijn medeschuldenaren teveel heeft betaald wel een regresrecht toe (artt. 6:10 en 6:12 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Niet-nakomen van de verbintenis?

A

Wat zijn de rechtsgevolgen voor de andere schuldenaren jegens de schuldeiser indien bij pluraliteit van schuldenaren één schuldenaar de verbintenis niet nakomt? Deze vraag is minder interessant voor de verbintenis met deelbare prestatie – die niet tevens een hoofdelijke is – omdat de verbintenis hier als het ware wordt verdeeld in even zoveel verbintenissen als er schuldenaren of schuldeisers zijn, en de overige schuldeisers en schuldenaren als derden tegenover elkaar staan. In de hierna te bespreken gevallen gaat het dan ook níet om de verbintenis met deelbare prestatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitgangspunt in het BW mbt het zelfstandig karakter van de vorderingsrechten van de schuldeiser?

A

Als uitgangspunt heeft men in het BW gekozen voor een zelfstandig karakter van de vorderingsrechten van de schuldeiser jegens ieder van de hoofdelijk verbonden schuldenaren. Uitzonderingen zijn te vinden in het tweede lid van artikel 6:7 BW en in artikel 6:9 BW.
Met andere woorden: bij pluraliteit hebben de lotgevallen van het vorderingsrecht jegens één schuldenaar in beginsel geen invloed op de vorderingsrechten jegens de overige. Zo heeft, indien een van de schuldenaren niet nakomt, de door de schuldeiser uitgebrachte ingebrekestelling jegens de tekortschietende schuldenaar geen werking jegens de andere schuldenaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Toerekenbare tekortkoming?

A

Toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) van één schuldenaar levert dan ook alleen een toerekenbare tekortkoming van de andere schuldenaren op, indien de andere schuldenaren zelf ook voldoen aan de vereisten van Afdeling 6.1.9. In dat

geval zijn de overige schuldenaren ook ex artikel 6:74 BW verplicht tot het betalen van schadevergoeding.

Voorbeelden

D en E hebben een overeenkomst van geldlening gesloten met F. Voor de terugbetaling stellen D en E zich hoofdelijk aansprakelijk. F spreekt E na het verstrijken van de afgesproken termijn voor terugbetaling door middel van een ingebrekestelling tot nakoming aan. Na het verstrijken van de in de ingebrekestelling gestelde termijn kan E niet betalen. De niet-nakoming kan E (aangezien het hier betaling van een geldsom betreft) worden toegerekend. E is aansprakelijk op grond van toerekenbare tekortkoming (art. 6:74 BW). Vervolgens gaat E failliet. F besluit dan om in plaats van E van D nakoming te vorderen. Indien D niet betaalt zal F opnieuw een ingebrekestelling moeten uitbrengen. Met de aansprakelijkheid van E op grond van toerekenbare tekortkoming (art. 6:74 BW) heeft D niets te maken. Pas indien D na het verstrijken van de gestelde termijn niet nakomt is hij ook ex artikel 6:74 BW schadevergoedingsplichtig.

A en B zijn beherend vennoten van een vennootschap onder #rma die glas produceert. Zij hebben zich jegens C verbonden om op 1 juni (fatale termijn) twaalf glasplaten te leveren. Op grond van de wet zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verbintenis. B vervoert de glasplaten op de afgesproken datum in een bestelbus naar C. Tijdens het uitladen laat B een aantal platen uit zijn handen glijden, die op de grond stuk vallen. Vervangende platen kunnen pas enkele dagen later worden geleverd. Door de niet-tijdige nakoming lijdt C schade (gevolgschade, verzuim is dus niet noodzakelijk). De niet-nakoming kan aan B ex artikel 6:75 BW (schuld) worden toegerekend.

Ook A is aansprakelijk op grond van toerekenbare tekortkoming (art.6:74 BW). De tekortkoming van B levert voor A ex artikel 6:76 BW immers geen overmacht op (NB: indien A en B niet als vennoten maar gezamenlijk de overeenkomst waren aangegaan en zich ook niet hoofdelijk hadden verbonden, dan zou toch sprake zijn van hoofdelijke verbondenheid wegens de ondeelbaarheid van de prestatie (art. 6:6, tweede lid, BW) en zou dus A ook in dit geval aansprakelijk zijn.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Indien één schuldenaar niet nakomt (nakoming is nog mogelijk) maar zich op overmacht kan beroepen, kunnen de overige schuldenaren zich dan ook op de overmacht beroepen?

A

We plaatsen de vraag in een wat breder perspectief, namelijk of een schuldenaar zich ook op de verweermiddelen van de overige schuldenaren kan beroepen. We onderscheiden:

de (zuiver) persoonlijke verweermiddelen. Deze staan de andere schuldenaren niet ter beschikking.

de algemene verweermiddelen, de verweermiddelen die de verbintenis zelf betreffen. Deze staan de andere schuldenaren wel ter beschikking.

Voorbeeld

M koopt bij garage G een nieuwe auto. Betaling dient zes maanden later te geschieden (fatale termijn). G, die de #nanciële situatie van M niet volledig vertrouwt, beweegt V, de echtgenote van M, ertoe om zich voor de verbintenis tot betaling van de koopprijs hoofdelijk aansprakelijk te stellen (art. 6:6, tweede lid, BW). Op dat moment was V, zoals G wist, geestelijk nogal in de war. G kan na zes maanden van zowel M als V nakoming van de koopsom vorderen. Echter, als hij V zou aanspreken, zou V met succes een beroep kunnen doen op misbruik van omstandigheden (art. 3:44 BW) dan wel geestelijke stoornis (art. 3:34 BW) en de door haar met G gesloten overeenkomst kunnen vernietigen. Door deze vernietiging wordt uitsluitend V van haar verplichting tot betaling ontheven. Het betreft hier immers een persoonlijk verweermiddel dat alleen aan V toekomt. Was de overeenkomst in strijd met de de goede zeden of de openbare orde aangegaan (art. 3:40, eerste lid, BW), en derhalve van rechtswege nietig, dan zouden zowel M als V op de nietigheid een beroep kunnen doen, omdat het hier een algemeen verweermiddel betreft.

17
Q

Artikel 6:7, tweede lid, BW, noemt vier gevallen van tenietgaan van een verbintenis?

A

nakoming, inbetalinggeving, verrekening en bevrijding door een rechterlijke uitspraak bij schuldeisersverzuim. Indien de verbintenis van één hoofdelijk schuldenaar op een van deze wijzen tenietgaat, worden álle overige hoofdelijke schuldenaren ook bevrijd tegenover de schuldeiser.

18
Q

afstand van het vorderingsrecht?

A

Ook door afstand van het vorderingsrecht gaat een verbintenis teniet. Uit artikel 6:9, eerste lid, BW volgt dat bij afstand om niet jegens één hoofdelijk schuldenaar de verbintenis ook jegens de andere schuldenaren tenietgaat, tenzij de schuldeiser deze bedoeling niet had. Het bijzondere van deze bepaling is dat een hoofdelijk schuldenaar ook bevoegd is een aanbod tot afstand om niet namens de andere schuldenaren te aanvaarden.

19
Q

vermenging (art. 6:161 BW)?

A

Bij vermenging (art. 6:161 BW), waarbij de schuldeiser en een der schuldenaren in één persoon worden verenigd, kan deze van ieder der andere hoofdelijke schuldenaren in beginsel het volle bedrag vorderen, maar kunnen de overige hoofdelijke schuldenaren in verrekening brengen hetgeen zij krachtens artikel 6:10 BW van de eiser te vorderen hebben, zodat zij bevrijd zijn voor het aandeel van de hoofdelijk schuldenaar in wiens persoon de schuldvermenging intrad .

Voorbeeld

A, B en C besluiten om samen een juridisch adviesbureau te beginnen. Ten behoeve hiervan lenen zij van de moeder van C een bedrag van € 150.000. Terugbetaling dient te geschieden op een in onderling overleg nader te bepalen datum. Voor de terugbetaling stellen A, B en C zich hoofdelijk aansprakelijk. Ieders aandeel in de schuld is gelijk. Enkele jaren na de oprichting van het adviesbureau overlijdt de moeder van C. Van de € 150.000 is nog niets terugbetaald. C is enig erfgenaam en wordt door erfopvolging schuldeiser van de € 150.000. Door vermenging gaat zijn

[page92image576]

schuld teniet. Het tenietgaan werkt echter niet vollédig bevrijdend voor A en B, maar slechts voor het aandeel van C. Dat wil zeggen: C kan als schuldeiser nog € 100.000 vorderen van A en B, die jegens hem hoofdelijk zijn verbonden.

20
Q

Van de ́externe ́ verhouding tussen schuldenaren en schuldeisers moet de interne verhouding tussen schuldenaren of schuldeisers worden onderscheiden?

A

Het gaat hier niet meer om de vraag naar de aansprakelijkheid van de schuldenaren jegens de schuldeiser, maar om de vraag hoe tussen de hoofdelijke schuldenaren onderling de verdeling van lasten en lusten dient plaats te vinden.

21
Q

Onderlinge draagplicht?

A

Voor alle gevallen waarin sprake is van meerdere hoofdelijke schuldenaren geldt dat de grootte van ieders ́aandeel ́ (d.w.z. het gedeelte van de schuld dat een hoofdelijk schuldenaar in de onderlinge verhouding met de andere schuldenaars aangaat) in beginsel wordt bepaald door de onderlinge rechtsverhouding. Indien hieruit niet anders blijkt, is ieder voor een gelijk deel draagplichtig, casu quo gerechtigd (art. 6:10, eerste lid, BW).

22
Q

Onderling regres?

A

De betalende hoofdelijk schuldenaar heeft, voor zover hij meer heeft betaald dan het gedeelte dat hemzelf aanging (d.w.z. waarvoor hij draagplichtig is), regres op de andere schuldenaren (art. 6:10, eerste lid, BW). Als gevolg van de betaling zijn de medeschuldenaren nu verbonden jegens een nieuwe schuldeiser, te weten: de betalende voorheen hoofdelijk medeschuldenaar. De hoofdelijkheid blijft echter niet bestaan. De betalende schuldenaar kan zijn voormalige medeschuldenaren niet ieder voor het geheel aanspreken, maar slechts voor het aandeel dat deze schuldenaren hem in de onderlinge verhouding verschuldigd zijn, dat wil zeggen tot maximaal het gedeelte van de schuld waarvoor de schuldenaar draagplichtig is (art 6:10, tweede lid, BW).

23
Q

Subrogatie?

A

Wanneer een derde een schuld betaalt, kan hij gesubrogeerd (art. 6:150 BW) worden in de rechten van de schuldeiser. Een betalende hoofdelijk medeschuldenaar wordt echter niet als derde aangemerkt. Desalniettemin wordt ook de betalende hoofdelijk schuldenaar op grond van artikel 6:12 BW

Onderlinge draagplicht

gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser, zowel jegens de medeschuldenaren als jegens derden. De hoofdelijke schuldenaar die voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat betaald heeft, kan dus kiezen of hij gebruik wil maken van het regresrecht van artikel 6:10 BW of van de subrogatie van artikel 6:12 BW. Het voordeel van subrogatie is dat de betalende schuldenaar gebruik kan maken van eventuele nevenrechten (art. 6:142 BW).

24
Q

Omslagregels?

A

De omslagregels voor het geval verhaal op medeschuldenaren niet of niet geheel mogelijk is, zijn neergelegd in artikel 6:13 BW. Het gaat in dit artikel om de omslag van vorderingen die zijn ontstaan op grond van zowel artikel 6:10 als 6:12 BW. Volgens artikel 6:13, eerste lid, BW vindt omslag in eerste instantie alleen plaats over draagplichtige medeschuldenaren, naar evenredigheid van de gedeelten waarvoor de schuld ieder van hen in hun onderlinge verhouding aanging. Is verhaal op de draagplichtige medeschuldenaren niet mogelijk, dan wordt het onvoldaan gedeelte omgeslagen over álle niet-draagplichtige medeschuldenaren naar evenredigheid van de bedragen waarvoor ieder op het tijdstip van de delging van de schuld jegens de schuldeiser aansprakelijk was (art. 6:13, tweede lid, BW). De omslag over niet-draagplichtige schuldenaren is beperkt tot hoofdelijke schuldenaren. De borg en derde-hypotheekgever blijven buiten de omslag (MvA II, Parl. Gesch. 6, p.123).

Voorbeeld

X heeft een vordering op A, B en C die hoofdelijk verbonden zijn. De schuld (ter hoogte van € 6000) gaat A aan voor € 3000, B voor € 2000 en C voor € 1000. A betaalt € 6000 aan X en ontleent daaraan verhaalsrechten jegens B en C voor maximaal
€ 2000, respectievelijk maximaal € 1000. B voldoet aan zijn bijdrageverplichting, C is insolvent. Het onvoldaan gebleven deel bedraagt dus € 1000. Dit bedrag wordt omgeslagen over de draagplichtige schuldenaren A en B naar evenredigheid van hun draagplicht, dat wil zeggen: in de verhouding 3:2. A kan dus nog € 400 van B vorderen.

25
Q

Nakoming van verbintenissen met meerdere schuldeisers?

A

Is iedere schuldeiser slechts gerechtigd tot een deel van de prestatie, dan kan betaling in beginsel alleen aan de gerechtigde schuldeiser – of iemand die in zijn plaats tot ontvangen bevoegd is (zie leereenheid 2.3) – geschieden. De vordering van de schuldeiser wiens deel van de prestatie is voldaan, is dan volledig tenietgegaan.

Is de prestatie ondeelbaar of valt het recht daarop in een gemeenschap, dan kan de prestatie in beginsel alleen door de schuldeisers gezamenlijk worden gevorderd (art. 6:15, tweede lid, BW) en moet aan de schuldeisers gezamenlijk worden betaald. Wordt een schuldeiser betaald dan is er geen sprake van bevrijding van de schuldenaar(en) jegens de andere schuldeisers.

26
Q

Gemeenschap?

A

Hebben meerdere crediteuren recht op een prestatie die in een gemeenschap valt, dan hebben zij gezamenlijk een vorderingsrecht (art. 6:15, tweede lid, BW). Dat betekent dat op dit vorderingsrecht Titel 3.7 van toepassing is.

27
Q

beheren en beschikken ?

A

Uit artikel 3:170, tweede lid, BW volgt dat beheershandelingen in principe door de deelgenoten gezamenlijk dienen te worden verricht, doch dat zij anders kunnen overeenkomen. Ieder der deelgenoten is echter ook zonder overeenkomst bevoegd alleen op te treden als het gaat om een onderdeel van dit beheren, namelijk handelen tot gewoon onderhoud of tot behoud van het gemeenschappelijk goed. Naast ́beheren ́ noemt de wet ́andere handelingen betreffende een gemeenschappelijk goed ́, die altijd door de deelgenoten gezamenlijk dienen te worden verricht (art. 3:170, derde lid, BW). Doorgaans gebruiken we voor deze handelingen de term ́beschikken ́.

28
Q

Beheren vs beschikken?

A

beheren: zorgen voor een normale exploitatie (art. 3:170, tweede lid, BW).
beschikken: verrichten van ingrijpende handelingen (art. 3:170, derde lid, BW).

Het zal van de concrete situatie afhangen of een handeling beschouwd dient te worden als een beheren of als een beschikken.

29
Q

INVOEGEN FIGUUR 10.2

A
30
Q

Voorbeelden beheren en beschikken?

A

Voorbeelden

Het sluiten van een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte die tevoren niet verhuurd was, is ́beschikken ́; had de vorige huurder opgezegd en wordt met een nieuwe huurder een huurovereenkomst gesloten, dan zal licht sprake zijn van ́beheren ́.

Het beheer van een effectenportefeuille brengt mee dat men slechts beleggingen vervangt door betere, derhalve stukken verkoopt en levert en andere aankoopt en in eigendom verwerft. Men spreekt hier dan ook terecht van ́normale exploitatie ́, dus van ́beheren ́.

31
Q

Andere betekenis van ‘beschikken’?

A

Verwarrend is dat het woord ́beschikken ́, behalve in de zin zoals het hierboven is gebruikt, ook kan betekenen: het verrichten van een goederenrechtelijke handeling, dus het vervreemden van een goed of het bezwaren daarvan met een goederenrechtelijk recht. Een dergelijke goederenrechtelijke beschikkingshandeling kan echter, in het kader van een gemeenschap, in sommige gevallen een beheershandeling zijn, zoals de vervreemding van effecten bij het beheer van een effectenportefeuille. Andersom is het sluiten van een huurovereenkomst soms een beschikken, maar nooit een zakenrechtelijke (goederenrechtelijke) handeling. Anders gezegd: wij kennen een economische onderscheiding in ingrijpende handelingen en handelingen in het kader van de normale gang van zaken, die wij aanduiden als de onderscheiding ́beschikken ́ en ́beheren ́. Daarnaast valt een juridische onderscheiding aan te brengen in rechtshandelingen die een beschikken inhouden, die verplichten tot beschikken, en andere (rechts)handelingen. Voorbeelden (e = economisch; j = juridisch):

– Een kapotte ruit laten repareren:
(e) normale exploitatie
(j) geen handeling tot beschikken, geen beschikkingshandeling. – Een voorraad bederfelijke waar uitverkopen en leveren:
(e) normale exploitatie
(j) handeling tot beschikken, beschikkingshandeling.
– Een leeg huis verhuren:
(e) beschikkingshandeling
(j) geen beschikkingshandeling, geen handeling tot beschikken. – Een leeg huis verkopen:
(e) beschikkingshandeling
(j) handeling tot beschikken.

32
Q
A