L2.10 - Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers Flashcards
pluraliteit van schuldeisers?
Bij pluraliteit van schuldeisers is sprake van een gezamenlijk vorderingsrecht (Afd. 6.1.3; zie par. 4).
Hoofdelijkheid?
Het BW kent hoofdelijkheid alleen bij meerdere schuldenaren (Afd. 6.1.2).
Het rechtsbegrip ́hoofdelijkheid ́ heeft betrekking op ?
Het rechtsbegrip ́hoofdelijkheid ́ heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen schuldeiser en schuldenaren: de ́externe ́ aansprakelijkheid, de ́externe ́ rechten en verplichtingen. Het gaat dan om de vraag van welke schuldenaar welk deel van de schuld kan worden gevorderd.
Van deze externe aansprakelijkheid moet worden onderscheiden?
verhaalsaansprakelijkheid. Dit betreft ook de ́externe ́ verhouding, maar bij
verhaalsaansprakelijkheid gaat het om de vraag op welk vermogen de schuldeiser verhaal kan zoeken om zijn vordering te verhalen (dat zal meestal het vermogen van de schuldena(a)r(en) zelf zijn, maar kan ook betrekking hebben op het vermogen van derden zoals een derde-pand- of hypotheekgever), en
draagplicht. Hierbij gaat het om de rechtsverhouding tussen de schuldenaren onderling. Interne aansprakelijkheid: wie moet uiteindelijk welk deel van de schuld dragen. Op de onderlinge verdeling, met name de mogelijkheid tot regres en de omslagregels, wordt in paragraaf 3 nader ingegaan.
De vraag of een prestatie deelbaar of ondeelbaar is vs pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers.
Verklaar?
De vraag of een prestatie deelbaar of ondeelbaar is, ziet op het object van een verbintenis, pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers heeft betrekking op de subjecten van een verbintenis.
De vraag naar de deelbaarheid van de prestatie is echter bij pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers van groot belang.
Verklaar?
De vraag naar de deelbaarheid van de prestatie is echter bij pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers van groot belang. Bij een verbintenis met een deelbare prestatie (zoals het betalen van een geldsom) is – bij meerdere schuldenaren – een schuldenaar slechts verplicht zijn deel van de prestatie te voldoen (art. 6:6, eerste lid, BW), of – bij meerdere schuldeisers – een schuldeiser gerechtigd tot slechts een deel van de prestatie (art. 6:15, eerste lid, BW).
Verbintenis met ondeelbare prestatie?
Daarentegen kan bij een verbintenis met een ondeelbare prestatie elke schuldenaar steeds worden aangesproken voor de gehele prestatie (hoofdelijkheid op grond van art. 6:6, tweede lid, BW). Bij een ondeelbare prestatie zijn de schuldeisers enkel gezamenlijk tot de gehele prestatie gerechtigd (art. 6:15, tweede lid, BW).
Wanneer is een prestatie naar haar aard ondeelbaar?
Een prestatie is naar haar aard ondeelbaar, wanneer het splitsen van de prestatie zou betekenen dat haar wezen wordt aangetast, dan wel haar waarde aanmerkelijk zou afnemen.
Voorbeelden
- Twee auteurs spreken af samen een stuk te schrijven (ondeelbare verbintenis om te doen).
- Twee personen verbinden zich een aan hen gezamenlijk toebehorend huis aan een derde in eigendom over te dragen (ondeelbare verbintenis om te geven).
INVOEGENFIGUUR 10.1
Pluraliteit van schuldenaren en schuldeisers
Behalve als gevolg van de ondeelbaarheid van de prestatie kan hoofdelijke aansprakelijkheid ook voortvloeien uit .
Welke?
Behalve als gevolg van de ondeelbaarheid van de prestatie kan hoofdelijke aansprakelijkheid ook voortvloeien uit partijafspraak of een speci#eke wettelijke bepaling, zoals artikel 6:102 BW. Op borgtocht (art. 7:850 BW) zijn de bepalingen omtrent hoofdelijke verbintenissen in beginsel van toepassing (art. 7:850, derde lid, BW). Afwijkende bepalingen zijn o.a. artikel 7:851, eerste lid, BW (de voor de borg uit de overeenkomst van borgtocht voortvloeiende verbintenis is een afhankelijke verbintenis en gaat derhalve ex artikel 3:7 BW teniet als de verbintenis van de hoofdschuldenaar tenietgaat) en artikel 7:855, eerste lid, BW. De borg is niet gehouden tot nakoming voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekort geschoten.
verbintenis met deelbare prestatie?
Bij de verbintenis met deelbare prestatie wordt de verbintenis in beginsel gesplitst in even zoveel verbintenissen als er schuldenaren zijn. De schuldenaar die zijn deel aan de schuldeiser heeft voldaan, is jegens de schuldeiser bevrijd. Betaling van een deel van de prestatie van een andere schuldenaar betekent dan dat de betalende schuldenaar als derde nakomt (art. 6:30 BW, zie leereenheid 2.4). Ieder deel van de schuld wordt immers als een aparte verbintenis aangemerkt.
Omschrijf schuldenaren van een deelbare prestatie hoofdelijk verbonden zijn?
Indien de schuldenaren van een deelbare prestatie hoofdelijk verbonden zijn, kan de schuldeiser nakoming van ieder van hen voor het geheel vorderen. Betaling van de gehele schuld door een van de schuldenaren bevrijdt dan de anderen. Bij een verbintenis met ondeelbare prestatie zijn de schuldenaren altijd hoofdelijk verbonden (art. 6:6, tweede lid, BW): iedere schuldenaar is verplicht tot betaling van het geheel. Betaling door een der hoofdelijk verbonden schuldenaren bevrijdt de anderen. De wet kent de hoofdelijke schuldenaar die in verhouding tot zijn medeschuldenaren teveel heeft betaald wel een regresrecht toe (artt. 6:10 en 6:12 BW).
Niet-nakomen van de verbintenis?
Wat zijn de rechtsgevolgen voor de andere schuldenaren jegens de schuldeiser indien bij pluraliteit van schuldenaren één schuldenaar de verbintenis niet nakomt? Deze vraag is minder interessant voor de verbintenis met deelbare prestatie – die niet tevens een hoofdelijke is – omdat de verbintenis hier als het ware wordt verdeeld in even zoveel verbintenissen als er schuldenaren of schuldeisers zijn, en de overige schuldeisers en schuldenaren als derden tegenover elkaar staan. In de hierna te bespreken gevallen gaat het dan ook níet om de verbintenis met deelbare prestatie.
Uitgangspunt in het BW mbt het zelfstandig karakter van de vorderingsrechten van de schuldeiser?
Als uitgangspunt heeft men in het BW gekozen voor een zelfstandig karakter van de vorderingsrechten van de schuldeiser jegens ieder van de hoofdelijk verbonden schuldenaren. Uitzonderingen zijn te vinden in het tweede lid van artikel 6:7 BW en in artikel 6:9 BW.
Met andere woorden: bij pluraliteit hebben de lotgevallen van het vorderingsrecht jegens één schuldenaar in beginsel geen invloed op de vorderingsrechten jegens de overige. Zo heeft, indien een van de schuldenaren niet nakomt, de door de schuldeiser uitgebrachte ingebrekestelling jegens de tekortschietende schuldenaar geen werking jegens de andere schuldenaren.
Toerekenbare tekortkoming?
Toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) van één schuldenaar levert dan ook alleen een toerekenbare tekortkoming van de andere schuldenaren op, indien de andere schuldenaren zelf ook voldoen aan de vereisten van Afdeling 6.1.9. In dat
geval zijn de overige schuldenaren ook ex artikel 6:74 BW verplicht tot het betalen van schadevergoeding.
Voorbeelden
D en E hebben een overeenkomst van geldlening gesloten met F. Voor de terugbetaling stellen D en E zich hoofdelijk aansprakelijk. F spreekt E na het verstrijken van de afgesproken termijn voor terugbetaling door middel van een ingebrekestelling tot nakoming aan. Na het verstrijken van de in de ingebrekestelling gestelde termijn kan E niet betalen. De niet-nakoming kan E (aangezien het hier betaling van een geldsom betreft) worden toegerekend. E is aansprakelijk op grond van toerekenbare tekortkoming (art. 6:74 BW). Vervolgens gaat E failliet. F besluit dan om in plaats van E van D nakoming te vorderen. Indien D niet betaalt zal F opnieuw een ingebrekestelling moeten uitbrengen. Met de aansprakelijkheid van E op grond van toerekenbare tekortkoming (art. 6:74 BW) heeft D niets te maken. Pas indien D na het verstrijken van de gestelde termijn niet nakomt is hij ook ex artikel 6:74 BW schadevergoedingsplichtig.
A en B zijn beherend vennoten van een vennootschap onder #rma die glas produceert. Zij hebben zich jegens C verbonden om op 1 juni (fatale termijn) twaalf glasplaten te leveren. Op grond van de wet zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verbintenis. B vervoert de glasplaten op de afgesproken datum in een bestelbus naar C. Tijdens het uitladen laat B een aantal platen uit zijn handen glijden, die op de grond stuk vallen. Vervangende platen kunnen pas enkele dagen later worden geleverd. Door de niet-tijdige nakoming lijdt C schade (gevolgschade, verzuim is dus niet noodzakelijk). De niet-nakoming kan aan B ex artikel 6:75 BW (schuld) worden toegerekend.
Ook A is aansprakelijk op grond van toerekenbare tekortkoming (art.6:74 BW). De tekortkoming van B levert voor A ex artikel 6:76 BW immers geen overmacht op (NB: indien A en B niet als vennoten maar gezamenlijk de overeenkomst waren aangegaan en zich ook niet hoofdelijk hadden verbonden, dan zou toch sprake zijn van hoofdelijke verbondenheid wegens de ondeelbaarheid van de prestatie (art. 6:6, tweede lid, BW) en zou dus A ook in dit geval aansprakelijk zijn.)