L2.1 : De verbintenis: kenmerken en ontstaan Flashcards
Wat is de belangrijkste bron van verbintenissen?
De overeenkomst (art. 6:213, eerste lid, BW) vormt immers de belangrijkste bron van verbintenissen.
Aan het bestaan van een verbintenis zijn ingrijpende rechtsgevolgen verbonden.
Welke?
In beginsel is een verbintenis rechtens afdwingbaar (art. 3:296 BW). In beginsel, want ons recht kent ook niet afdwingbare verbintenissen, de zogenoemde natuurlijke verbintenissen. Bovendien kan de schuldeiser van een verbintenis in beginsel zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen (art. 3:276 BW).
Wat is nodig voor het ontstaan van een verbintenis?
Gezien de ingrijpende rechtsgevolgen die de wet aan het bestaan van een verbintenis verbindt, is voor het ontstaan van een verbintenis in beginsel een wettelijke basis vereist (art. 6:1 BW). Verplichtingen die passen in het stelsel van de wet en aansluiten bij wel in de wet geregelde gevallen kunnen op grond van jurisprudentie van de HR ook als verbintenissen worden aangemerkt .
Wat is de wettelijke omschrijving van het begrip verbintenis?
De wetgever heeft afgezien van het geven van een omschrijving van het begrip ́verbintenis ́. Gebruikelijk is de verbintenis te omschrijven als een vermogensrechtelijke rechtsverhouding tussen twee of meer personen krachtens welke de een jegens de ander tot een prestatie gerechtigd is en deze jegens gene tot die prestatie verplicht is
noem een drietal kenmerken van een verbintenis?
Uit deze omschrijving van de verbintenis kunnen een drietal kenmerken worden afgeleid: er is bij een verbintenis sprake van een vermogensrechtelijke betrekking, (zie art. 3:6 BW), een aantal personen (de subjecten van de verbintenis) en een prestatie (het voorwerp of object der verbintenis).
Wat zijn de actieve en de passieve kant van een verbintenis?
Een verbintenis heeft derhalve zowel een actieve kant (het vorderingsrecht van de schuldeiser) als een passieve kant (de schuld van de schuldenaar).
Subjectief en relatief recht?
Het vorderingsrecht van de schuldeiser is zowel een subjectief (d.w.z. een recht dat toekomt aan de persoon van de schuldeiser) als een relatief recht (het geldt uitsluitend ten opzichte van de schuldenaar of schuldenaren).
Wat is verwarrend met de term verbintenis?
NB: enigszins verwarrend is dat in het BW de term verbintenis veelal als rechtsbetrekking wordt ingevuld (bijv. art. 6:1 BW), maar ook (overeenkomstig het spraakgebruik!) wordt gebruikt om de passieve zijde van de verbintenis (de verplichting van de schuldenaar ofwel schuld) aan te duiden (bijv. de opschriften van de afdelingen 6.1.6 en 6.1.9 en de artt. 6:30, 52 en 74 BW).
Voorwerp/object der verbintenis?
Het voorwerp van de verbintenis is de prestatie waartoe de schuldenaar verplicht en de schuldeiser gerechtigd is. De prestatie kan bestaan uit een geven, een doen of een niet-doen. Het voorwerp van de verbintenis moet van het voorwerp van de prestatie worden onderscheiden.
Voorbeeld
De verbintenissen die uit de verkoop (art. 7:1 BW) van een schilderij voortvloeien, hebben niet als voorwerp het schilderij, respectievelijk de geldsom, maar de overdracht van het schilderij en de betaling van de geldsom.
Subjecten der verbintenis?
De subjecten der verbintenis zijn de personen die tot de prestatie verplicht dan wel gerechtigd zijn: de schuldenaar en de schuldeiser. De subjecten behoeven de verbintenis niet zelf te zijn aangegaan.
Voorbeeld
A koopt een kleurentelevisie bij B. B heeft de televisie in eigendom overgedragen. A heeft nog niet betaald. B heeft een vordering op A. B is schuldeiser en A is schuldenaar. Draagt B ex artikel 3:94 BW de vordering over aan C dan wordt C schuldeiser en blijft A schuldenaar.
vorderingsrecht?
Het recht van de schuldeiser jegens de schuldenaar tot het verrichten van de prestatie heet vorderingsrecht
schuld?
Het recht van de schuldeiser jegens de schuldenaar tot het verrichten van de prestatie heet vorderingsrecht, de daartegenover staande rechtsplicht van de schuldenaar tot het verrichten van de prestatie heet schuld.
NB: het begrip ́schuld ́ heeft meerdere juridische betekenissen, afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt. Zo kan men bijvoorbeeld schuld hebben aan het veroorzaken van schade, in die zin dat een bepaald gedrag verwijtbaar is (art. 6:162, derde lid, BW).
In deze leereenheid (en dit werkboek) wordt het begrip ́schuld ́ gebezigd in de betekenis van de verplichting om te presteren. Verplicht om te presteren is de schuldenaar.
Wat nu indien de schuldenaar de prestatie niet verricht?
Zonder middel om de prestatie van de schuldenaar af te dwingen heeft de schuldeiser weinig aan een vorderingsrecht. Vandaar dat de wet in artikel 3:296 BW aan de schuldeiser de rechtsvordering (actie) toekent om zijn nalatige schuldenaar voor de rechter te dagen en hem door de rechter kan laten veroordelen de prestatie te verrichten en/of de door de schuldeiser geleden schade te vergoeden.
Wie is aansprakelijk?
De schuldenaar die door de schuldeiser tot nakoming van de verplichting kan worden
Beveogdheid schuldeiser?
De schuldeiser heeft de bevoegdheid het vonnis ten uitvoer te leggen ofwel te executeren. Indien de schuldenaar na betekening van dit vonnis nog niet presteert, zal de schuldeiser (een deel van) het vermogen van de schuldenaar overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in beslag laten nemen, het vervolgens door een openbare (executoriale) verkoop te gelde maken en het hem toekomende verhalen op de opbrengst daarvan.
Waar vinden we het verhaalsrecht terug?
Dit verhaalsrecht van de schuldeiser om zijn vorderingsrecht in beginsel op het gehele vermogen van de schuldenaar te kunnen verhalen, is neergelegd in artikel 3:276 BW.
Verhaalsaansprakelijk?
Verhaalsaansprakelijk is degene wiens vermogen ten behoeve van de schuld kan worden uitgewonnen. Elke schuld brengt derhalve van rechtswege verhaalsaansprakelijkheid van de schuldenaar mede.
Is het vermogen van de schuldenaar altijd volledig uitwinbaar?
Op de regel dat het vermogen van de schuldenaar zelf volledig uitwinbaar is, bestaan uitzonderingen, in die zin dat niet op het gehele vermogen verhaal kan worden gezocht (bijv. art. 21F).
INVOEGEN FIGUUR 1.1
Onderlinge verdeling van het begrip verbintenis?
Wat is de regel bij uitwinnen?
In de regel wordt het vermogen van de schuldenaar uitgewonnen. Denkbaar is echter ook dat verhaal kan worden gezocht op het vermogen van een derde zonder eigen schuld.
Voorbeelden
- Een derde kan een hem toebehorend niet-registergoed ten behoeve van de schuld van de schuldenaar in pand geven. De schuldeiser kan dan verhaal zoeken op dit vermogen van de derde pandgever.
- Een derde kan op een hem toebehorend registergoed hypotheek verlenen ten behoeve van de schuld van de schuldenaar. De schuldeiser kan dan verhaal zoeken op het onroerend goed van de derde hypotheekgever.
Borg?
De borg is niet verhaalsaansprakelijk voor eens anders schuld zonder eigen schuld. De borg heeft jegens de crediteur uit de hoofdverbintenis een eigen schuld, namelijk om bij gebreke van de hoofdschuldenaar diens schuld te voldoen (art. 7:850 jo 855 BW).
Voorbeeld
C stelt zich borg voor de schuld van schuldenaar A aan schuldeiser B. Indien A niet betaalt, kan schuldeiser B borg C aansprakelijk stellen voor voldoening van de schuld die voor C uit de overeenkomst van borgtocht voortvloeit en kan schuldeiser B het vermogen van borg C uitwinnen tot het bedrag waarvoor deze zich borg heeft gesteld.
Draagplichtig?
Draagplichtig is degene die uiteindelijk de schuld (geheel of gedeeltelijk) in zijn vermogen moet dragen. Meestal is de aansprakelijke schuldenaar zelf draagplichtig. Er doen zich echter ook gevallen voor waarin de schuldenaar niet of slechts gedeeltelijk draagplichtig is.
Voorbeelden
De levensgezellen A en B zijn op zoek naar een nieuw bankstel. Zij spreken onderling
af dat A het bankstel zal kopen, maar dat ieder de helft van de koopsom zal betalen. Vervolgens koopt A een bankstel van verkoper C. A is schuldenaar van de koopsom en voor de hele koopsom ten opzichte van C verhaalsaansprakelijk. Verkoper C heeft met B immers niets te maken. B is ten opzichte van A echter wel voor de helft van de betaalde koopsom draagplichtig.
C en D hebben zich hoofdelijk (art. 6:6, tweede lid, BW) ten opzichte van E verbonden tot (terug)betaling van een van E geleend bedrag. Onderling zijn zij overeengekomen dat uiteindelijk de schuld ten laste van het vermogen van D komt. C en D zijn nu beide schuldenaren van E en voor het gehele geleende bedrag verhaalsaansprakelijk. Indien E ertoe overgaat om C aansprakelijk te stellen, moet C het gehele bedrag aan E betalen (art. 6:7 BW). C kan voor het betaalde bedrag op grond van artikel 6:10, tweede lid, BW wel regres nemen op D, dat wil zeggen: het betaalde bedrag van D terugvorderen. Immers, alleen D is in hun onderlinge verhouding draagplichtig.
De natuurlijke verbintenis?
De artikelen 6:3-5 BW vormen goeddeels een neerslag van de rechtspraak zoals die onder het oude recht is gevormd. Een natuurlijke verbintenis bestaat (art. 6:3, tweede lid, BW):
• wanneer de wet of een rechtshandeling aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt.
Voorbeelden
Verbintenis waaraan door de wet de afdwingbaarheid wordt onthouden: A heeft een vordering in geld op B. B betaalt niet. Vijf jaren verstrijken. A kan zijn vordering niet meer afdwingen; zijn rechtsvordering is door verjaring (art. 3:308 BW) tenietgegaan. Betaling door B na verjaring is het voldoen aan een natuurlijke verbintenis.
Verbintenis waaraan door een rechtshandeling de afdwingbaarheid wordt onthouden: de verbintenis die ontstaat uit een gentlemen ́s agreement. Een gentlemen ́s agreement kan worden omschreven als een afspraak tussen partijen die verbintenissen in het leven roept waaraan de (juridische) afdwingbaarheid is onthouden, doordat naleving via gerechtelijke kanalen wordt uitgesloten.
• wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
Voorbeeld van een dergelijke zelfstandige natuurlijke verbintenis is de casus in HR 30 november 1945, NJ 1946, 62 (De Visser-Harms). Harms sluit ten behoeve van zijn echtgenote De Visser een levensverzekering. Harms overlijdt. De kinderen van Harms uit zijn vorige huwelijken verzetten zich tegen uitbetaling van het opgebouwde pensioen ad ƒ 15.000 door de bank aan mevrouw De Visser. De Hoge Raad besliste: de vervulling van de plicht om met het oog op een voldoende verzorging van de weduwe naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het onderhoud van de weduwe, beantwoordt aan hetgeen echtgenoten van elkaar mogen verlangen. Daarmee wordt, voor zover dit het redelijke niet te buiten gaat, door het afsluiten van een levensverzekering voldaan aan een natuurlijke verbintenis. De nakoming van een dergelijke verzorgingsverplichting is het voldoen aan een verbintenis, en is dus geen schenking .
Objectieve of subjectieve maatstaf?