L1: Inleiding in het overeenkomstenrecht Flashcards

1
Q

Wat is de overeenkomst tov de rechtshandeling?

A

De overeenkomst (6:213 lid 1 ) is een meerzijdige rechtshandeling en vormt daardoor een species van het rechtsbegrip rechtshandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De wet de vereisten voor een rechtshandeling in…?

Wat zijn deze vereisten?

A

artikel 3:33 BW

Dit artikel vereist voor de totstandkoming van een rechtshandeling een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Ten aanzien van verklaringen geldt als uitgangspunt dat deze elke vorm kunnen hebben en in een of meer gedragingen besloten kunnen liggen (zie art. 3:37 BW). In het laatste geval spreekt men van een stilzwijgende verklaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarin zijn rechtshandelingen onder te verdelen?

A

Rechtshandelingen zijn onder te verdelen in eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Eenzijdige handeling?

Wat is een nadere onderverdeling?

A

Bij een eenzijdige rechtshandeling treedt het rechtsgevolg in door de wilsverklaring van een persoon.

Eenzijdige rechtshandelingen worden onderverdeeld in ongerichte (bijv. het maken van een testament) en gerichte (bijv. het doen van een aanbod, opzegging). Gerichte rechtshandelingen vereisen een geadresseerde om rechtsgevolg te hebben, voor ongerichte is enkel een wilsverklaring van een persoon voldoende. De wet verbindt in de artikelen 3:32, tweede lid, BW en 3:34, tweede lid, BW consequenties aan dit onderscheid tussen gerichte en ongerichte rechtshandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Meerzijdige handeling?

A

Bij een meerzijdige rechtshandeling zijn daarvoor twee of meer personen nodig (bijv. het aangaan van een huwelijk, of het sluiten van een overeenkomst).

Meerzijdige rechtshandelingen zijn te onderscheiden in overeenkomsten en andere meerzijdige rechtshandelingen (denk aan besluiten van een vergadering van een vereniging of een algemene vergadering van aandeelhouders).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomst?

A

Artikel 6:213, eerste lid

omschrijft deze overeenkomst als een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan. De obligatoire overeenkomst is in de praktijk de meest voorkomende rechtshandeling en daardoor tevens de belangrijkste bron van verbintenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Invoegen schema p16 werkboek 1

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke titels zijn van toepassing voor alle obligatoire overeenkomsten?

A

Voor alle obligatoire overeenkomsten zijn de titels 3.2 en 6.5 van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar zijn rechtshandelingen geregeld?

A

Rechtshandelingen zijn in Boek 3, als onderdeel van het vermogensrecht in het algemeen, geregeld. Het leerstuk van de totstandkoming, dat op alle rechtshandelingen betrekking heeft, is in titel 3.2 geplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar is de obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst geregeld?

A

De obligatoire of verbintenisscheppende overeenkomst (art. 6:213 BW), als meerzijdige rechtshandeling een species van de rechtshandeling, is in het aan het verbintenissenrecht gewijde Boek 6 (titel 6.5, artt. 6:213-279 BW) geregeld. De voor de totstandkoming van de obligatoire overeenkomst (d.m.v. aanbod en aanvaarding) speci#eke regels zijn dan ook in afdeling 6.5.2 (artt. 6:217-225 BW) te vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de verbintenisscheppende overeenkomst onderverdeeld?

A

De verbintenisscheppende overeenkomst wordt weer
onderverdeeld in wederkerige overeenkomsten (art. 6:261 BW) zoals bijvoorbeeld de koopovereenkomst (art. 7:1 BW) en niet wederkerige overeenkomsten zoals bijvoorbeeld schenking (art. 7:175 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 2 belangrijke rechtsgevolgen die gelden bij het rechtsbegrip wederkerige overeenkomst?

A

In afdeling 6.5.5 koppelt de wetgever aan het rechtsbegrip wederkerige overeenkomst twee belangrijke rechtsgevolgen met betrekking tot de mogelijkheid tot opschorting (artt. 6:262 en 263 BW) en ontbinding (art. 6:265 BW). Voor benoemde overeenkomsten gelden bovendien de desbetreffende bepalingen van Boek 7 (voor de koopovereenkomst is dat titel 7.1).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schakelbepalingen?

A

Zogenaamde schakelbepalingen kunnen bepaalde regels van overeenkomstige toepassing verklaren op gevallen die zij op grond van hun plaatsing in het BW niet bestrijken (men spreekt wel van wettelijke analogie). Zie onder meer de artikelen 3:59, 3:78, 6:216 en 6:261, tweede lid, BW. U dient de tekst van schakelbepalingen zorgvuldig te lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwijzen schakelbepalingen uitsluitend binnen het vermogensrecht?

A

Er zijn schakelbepalingen die uitsluitend binnen het vermogensrecht verwijzen (bijv. art. 3:98 BW), maar er zijn ook schakelbepalingen die vermogensrechtelijke regelgeving op andere rechtsgebieden van toepassing verklaren. Op grond van artikel 3:59 BW is titel 3.2 (rechtshandelingen) buiten het vermogensrecht van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de rechtshandeling of van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. Let dus bij toepassing van de schakelbepalingen op de voorbehouden die daarin soms worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn benoemde overeenkomsten?

A

Een overeenkomst die in de wet wordt geregeld, ofwel omdat zij zo vaak voorkomen ofwel omdat een afzonderlijke overeenkomst gewenst is, bv ter bescherming van een van beide partijen, denk aan huur- en arbeidsovereenkomsten; veelal te vinden in Boek 7 of 7A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorbeeld consumentenkoop?

A

Voorbeeld
Wanneer de schuldeiser/koper niet datgene verkrijgt waartoe de schuldenaar/ verkoper zich heeft verbonden is sprake van een tekortkoming door de verkoper in de nakoming van een uit de koopovereenkomst voortvloeiende verbintenis. Voor de koopovereenkomst bepaalt artikel 7:17, eerste lid, BW dat de door de verkoper afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden, het zogenaamde conformiteitsvereiste. Bij een consumentenkoop is een tussen koper en verkoper overeengekomen van artikel 7:17 BW afwijkend beding in strijd met dwingend recht (art. 7:6 BW) en derhalve nietig (art. 3:40, eerste lid, BW).

17
Q

Wat is een onbenoemde overeenkomst?

A

Een onbenoemde overeenkomst is een overeenkomst die niet uitdrukkelijk in de wet is geregeld. De onbenoemde overeenkomst wordt enkel beheerst door de algemene regels van de titels 3.2 en 6.5.

18
Q

Kenmerk gemende overeenkomsten?

A

Gemengde overeenkomsten vertonen de typische kenmerken van twee of meer benoemde overeenkomsten. Het standaardvoorbeeld is de pensionovereenkomst, die zowel huur (van woonruimte), koop (van voedsel) als een overeenkomst van opdracht (interieurverzorging) kan omvatten.

19
Q

De vraag is nu welke rechtsregels op de gemengde contracten moeten worden toegepast, indien de wetsbepalingen van de tot de gemengde overeenkomst behorende contracten tot verschillende resultaten leiden?

A

De wetgever heeft in artikel 6:215 BW als hoofdregel voor de cumulatieleer gekozen. In beginsel moeten de regels van de benoemde contracten naast elkaar worden toegepast.Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt voor zover:– deze bepalingen niet verenigbaar zijn, of– de strekking van die bepalingen – in verband met de aard van de overeenkomst – zich tegen toepassing verzet. In dergelijke gevallen wordt de keuze aan de rechter overgelaten.

20
Q

Naast de in het tekstboek beschreven onderscheidingen, kan ook een onderscheid worden gemaakt tussen hoofdovereenkomsten en hulpovereenkomsten. Omschrijf?

A
  • ​Hoofdovereenkomst
  • Hulpovereenkomst
  • Voorovereenkomst
  • Voortbouwende overeenkomst
21
Q

Wat is een hoofdovereenkomst?

A

Een hoofdovereenkomst is een overeenkomst, die zelfstandig een reden van bestaan heeft, zoals bijvoorbeeld alle benoemde overeenkomsten.

22
Q

Wat is een hulpovereenkomst?

A

De (veel minder voorkomende) hulpovereenkomst is een overeenkomst die wordt

aangegaan in afhankelijkheid van een buiten haar liggende rechtsverhouding. Het doel van een hulpovereenkomst kan zijn het voorbereiden, versterken, bevestigen, regelen of afwikkelen van een buiten haar liggende rechtsbetrekking.

23
Q

Wat is een voorovereenkomst?

A

Een voorovereenkomst is een hulpovereenkomst waarin een partij zich verbindt (of beide partijen zich verbinden) tot het tot stand brengen van een andere overeenkomst in de toekomst en waarvan de inhoud althans in hoofdzaken voldoende bepaald of bepaalbaar is. Een eventueel vormvereiste voor de hoofdovereenkomst dient in principe ook voor de voorovereenkomst te gelden (art. 6:226 BW).Een in de praktijk belangrijke voorovereenkomst is de overeenkomst van kredietverschaffing, waarbij een partij (meestal een bank) zich jegens de wederpartij (meestal een onderneming) verbindt om tot een bepaalde limiet aan de onderneming geld te lenen, op het moment dat de ondernemer daar behoefte aan heeft (een zogenoemd bedrijfskrediet).

24
Q

Wat is een voortbouwende overeenkomst?

A

Een voortbouwende overeenkomst is een hulpovereenkomst die afhankelijk is van een bestaande rechtsverhouding. Een bestaande geldvordering kan bijvoorbeeld versterkt worden doordat de schuldenaar ten behoeve van zijn schuldeiser een recht van hypotheek op een hem toebehorend goed vestigt. Een voortbouwende overeenkomst is in principe vernietigbaar indien deze rechtsverhouding later blijkt te ontbreken (art. 6:229 BW, zie verder leereenheid 7).

25
Q

Wat zijn andere overeenkomsten naast verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomsten?

A

Naast de verbintenisscheppende of obligatoire overeenkomst kunnen nog andere overeenkomsten worden onderscheiden, zoals familierechtelijke, procesrechtelijke en publiekrechtelijke overeenkomsten.

26
Q

a Wat is het verband en wat zijn de verschillen tussen de
rechtsbegrippen rechtshandeling, overeenkomst en verbintenis?
b Wat is het verschil tussen een eenzijjdige en een meerzijdige
rechtshandeling?
C Wat zijn de rechtsgevolgen van het onderscheid hissen gerichte en
ongerichte eenzijdige rechtshandelingen?

A

a Een rechtshandeling is een handeling met een beoogd rechtsgevolg.
Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard (art. 3 : 33 BW)
Een overeenkomst is een meerziidige rechtshandeling die tot stand is gekomen door de overeenstemmende en onderling afhankelijke wilsverklaringen van twee of meer partijen, gericht op het teweegbrengen
van een rechtsgevolg ten behoeve van een der pardjen en ten laste van de andere partij (niet-wederkerige of eenzijdige overeenkomst), of ten behoeve en ten laste van beide (of alle) partijjen over en weer (wederke
rige overeenkomst) (art. 6 : 261 Bw). Kenmerkend voor het rechtsbegrip -overeenkomst’is derhalve :
-een overeenkomst komt tot stand door samenwerking van twee of meer personen (zie voor de obligatoire overeenkomst : art. 6 : 213 Bw),
-de wilsverklaringen van beide partijen zlin gericht op het tot stand brengen van bepaalde rechtsgevolgen (vgl. Art. 3 : 33 Bw).
-elk rechtsgevolg wordt teweeggebracht ten behoeve van de ene partijen ten laste van de andere partij (rechten en verplichtingen over en weer
indien het om een wederkerige overeenkomst gaat (art. 6 : 261, eerste lid, BW) ·
Het rechtsbegrip’overeenkomst’is dus een speciales van het rechtsbegrip-rechtshandeling’.
Een verbintenis is een vermogensrechteljjke betrekking tussen twee of meer personen, waarin de een (de schuldeiser) tegenover de ander (de schuldenaar) aanspraak kan maken op een bepaalde prestatie. De
begrippen rechtshandehnglovereenkomst en verbintenis staan dus tot elkaar in verhouding als oorzaak tot gevolg. De overeenkomst is de
belangrijkste bron van verbintenissen.

b Bij een eenzijdige rechtshandeling komt de rechtshandeling tot stand
door de wilsverlaring van een persoon. Bij een meerzijdige rechtshandeling is voor de realisatie van de rechtshandeling de wilsverklaring van
twee of meer personen vereist. Door aanvaarding van een aanbod (beide eenzijdige gerichte rechtshandelingen) komt een overeenkomst (een
meerzijdige rechtshandeling) tot stand.

C De wet verbindt aan dit onderscheid in de artikelen 3 : 32, tweede lid, Bw en 3 : 34, tweede lid, Bw consequenties met betrekking tot nietigheid
en venietigbaarheid van rechtshandelingen (en daarmee ex art. 6 : 213. eerste lid, Bw van overeenkomsten). Een ander gevolg van dit
onderscheid is dat in het geval van een gerichte eenzijdige rechtshandeling de wederpartí van de handelende persoon een beroep kan doen op artikel
3 : 35 Bw, Bij een ongerichte eenzijdigerechtshandeling dient de wederpartijj zich op artikel 3 : 36 Bw te beroepen (zie hierna leereenheid 2).

27
Q

Beoordeel de juistheid van de volgende stellingen.
a Het opstellen van een uiterste wil is een aan de erfgena (a) m (en)
gerichte eenzijdige rechtshandeling.
b Het maken van een schiderij is het verrichten van een
rechtshandeling
c Een obligatoire overeenkomst is de rechtsbetrekking die voortvloeit
uit de afspraak van partijen om zich tot bepaalde rechtsgevolgen te
verbinden.
d Een liberatoire overeenkomst is tevens een obligatoire overeenkomst.

A

a Onjuist. Bestudeer bij foutieve beantwoording tekstboek, nr. 4 en 5.
b Onjuist. Bestudeer bij foutieve beantwoording tekstboek, nr. 4 en 5.
C De rechtsbegrippen’overeenkomst’en’verbintenis’worden door elkaar gehaald.
d Een liberatoire overeenkomst is een overeenkomst waarbij partijen een of meer tussen hen bestaande verbintenissen tenietdoen. De liberatoire overeenkomst is geen obligatoire overeenkomst, omdat er geen
verbintenissen ontstaan (zie tekstboek, nr. 8 en 17).

28
Q

Beoordeel de volgende stelling :
Opzettelijk een auto beschadigen is een rechtshandeling?

A

Onjuist ; er is geen sprake van een op rechtsgevolg gerichte handeling zoals artikel 3 : 33 Bw vereist, maar van een op een feitelijk gevolg gerichte handeling waaraan de wet rechtsgevolgen verbindt. Er is hier
immers sprake van een onrechtmatige daad (art. 6 : 162 Bw) waaruit voor de dader een verbintenis tot schadevergoeding voortvloeit.

29
Q

Voor de totstandkoming van een overeenkomst zijn twee of meer wilsverklaringen vereist. Afdeling 6. 5. 2 heeft als opschrift : het totstandkomen van overeenkomsten. Waarom staat dan toch titel 3. 2 centraal bij de bespreking van de wisovereenstemming als ontstaansvereiste voor een overeenkomst?

A

Het Burgerlijk Wetboek heeft als uitgangspunt dat leerstukken zo veel mogelijk daar worden behandeld, waar zij qua betekenis thuishoren en is daartoe van algemeen naar bijzonder opgebouwd (gelaagde structuur)
Een overeenkomst vormt als meerzijdige rechtshandeling een species van het genus rechtshandeling. Onderwerpen die voor alle vermogens
rechtelijke rechtshandelingen van belang zijn, worden geregeld in titel 3. 2. Voor de totstandkoming van een rechtshandeling (en dus voor een overeenkomstl) is vereist dat de verklaring-de geopenbaarde
wil overeenstemt met de werkelijke wil van de declarant, zie de artikelen 3 : 33, 3 : 34 en 3 : 35 Bw in tite13. 2 (zie hierover leereenheid 2). Voor wat
betreft de totstandkoming van de overeenkomst wordt in titel 6. 5
Overeenkomsten in het algemeen voortgebouwd op titel 3. 2. In titel 6. 5 vinden wij derhalve ten aanzien van de totstandkoming van de overeenkomst
slechts aanvullende, dan wel afwijkende regels.

30
Q

Wat is het belangrijkste artikel dat door artikel 6 : 216 Bw van overeenkomstige toepassing op andere meerzijdige vermogensrechtelijke
rechtshandelingen wordt verklaard?

A

Het gaat hier in het bijzonder om artikel 6 : 248 Bw (redelijkheid en billijkheid), waarvan de werking via artikel 6 : 216 Bw wordt uitgebreid to( alle meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen.

De leereenheden 10 en 11 van deze cursus zijn specifiek gewijd aan de aanvullende
en beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.

31
Q

Waarin verschit een besluit van een vergadering van andere meerzijdige rechtshandelingen zoals een overeenkomst?

A

Bij een besluit van een vergadering worden de overeenstemmende wils
verklaringen niet afhankelijk van elkaar afgelegd. Men spreekt wel van
*Gesamtakt *(zie tekstboek, nr. 5).

32
Q

Door welke drie beginselen wordt het contractenrecht beheerst? Geef
kort aan wat deze beginselen inhouden.

A

Het contractenrecht wordt beheerst door drie beginselen, namelijk :
-het consensualisme heeft betrekking op de totstandkoming van de overeer
komst. Overeenkomsten komen in de regel niet formeel, maar vormvrij door de wilsovereenstemming (consensus) van partijen tot stand
(art. 3 : 37, eerste lid, Bw).
-de verbindende kracht der overeenkomst heeft betrekking op het gevolg van
de overeenkomst. Partijen moeten de verbintenis (sen) nakomen die ze bij het sluiten van de overeenkomst op zich hebben genomen.
‘Alle wettiglijk gemaakte overeenkomsten strekken dengenen die dezelve hebben aangegaan tot wet’, aldus artikel 1374, eerste lid, oud
Bw. De wetgever heeft het niet nodig geacht dit uitgangspunt
uitdrukkelijk in het Bw van 1992 vast te leggen, maar het ligt opgesloten in artik
6 : 248, eerste lid, nw : een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard
van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
-de contractsvrijheid betreft niet alleen de inhoud van de overeenkomst maar heeft ook betrekking op de bij de overeenkomst betrokken partijen.

Het staat een ieder in beginsel vrij om al dan niet een overeenkomst aan
te gaan, om de inhoud, werking en de voorwaarden van een overeenkomst naar eigen inzicht te bepalen en deze al dan niet aan een vorm te binden. Dit beginsel is ten dele verwoord in artikel 6 : 248, eerste lid, Bw (dit artikel stelt immers de door partijen overeengekomen
rechtsgevolgen voorop), maar ons gehele privaatrecht is op de autonomie van het rechtssubject (natuurlijk dan wel rechtspersoon) gegrond. De contractsvrjjheid wordt door artikel 3 : 40 aw ingeperkt. Ook artikel 6 : 162 Bw
bakent de contractsvrijheid nader af.

33
Q

Waarom is schenking wel een overeenkomst en het maken van een testament niet?

A
Een testament (uiterste wilsbeschikking) komt tot stand door een wilsverklaring van de erflater zonder dat aanvaarding van een wederpartij geadresseerde vereist is (art. 4 : 42 BW). Het is een eenzijdige niet-gerichte 
rechtshandeling. 

Schenking (art. 7 : 175 Bw) is een overeenkomst en derhalve een
meerzijdige rechtshandeling. Schenking is echter een eenzijdige, dat wil zeggen
niet-wederkerige, overeenkomst. Een eenzijdige overeenkomst is een overeenkomst waarbij door het totstandkomen van de overeenkomst slechts
een van de partijen tot een of meer prestaties jegens de andere verplicht wordt.
Uit de schenkingsovereenkomst vloeit uitsluitend voor de schenker een verbintenis voort. De begiftigde hoeft zelfniets te presteren tegenover de schenker.
Aangezien schenking een overeenkomst is dient degene die een schenking krijgt aangeboden, de schenking te aanvaarden, wil de obligatoire
overeenkomst tot stand komen. Bij schenking dienen derhalve twee of meer partijjen toestemming te geven voor het intreden van het rechtsgevolg (een aanbod tot schenking dient te worden gevolgd door een
aanvaarding door de begiftigde wederpartij (art. 6 : 217 BW).
Een eenzijdige overeenkomst dient van een wederkerige te worden onderscheiden. Een wederkerige overeenkonm (art. 6 : 261, eeste lid, Bw) is
een overeenkomst waaruit voor partijen jegens elkaar onderling afhankelijke verplichtingen (d.w.z.verbintenissen) voortvloeien, bijvoorbeeld
bij een huurovereenkomst het leveren van het huurgenot door de verhuurder tegenover het betalen van de huurpenningen door de huurder
(art-. 7 : 201, eerste lid, Bw) ·

34
Q

a Welke soort overeenkomsten zijn aan een vorm gebonden en welke niet?
b Indien een overeenkomst aan een bepaalde vorm is gebonden, is de voorovereenkomst hieraan dan ook gebonden?

A

a De consensuele overeenkomst is niet aan een vorm gebonden. Bij formele overeenkomsten (bijv. Art. 7 : 2, eerste lid, BW) stelt de wet een vormvereiste voor de geldigheid. Wordt niet aan het vormvereiste vol-
daan, dan is artikel 3 : 40, tweede lid, BW van toepassing.
Reële overeenkomsten zoals bruikleen (art. 7A : 1777 Bw) komen pas tot stand door de overhandiging van de zaak waarop de overeenkomst betrekking heeft. voor de afgifte van de zaak bestaat een onbenoemde
voorovereenkomst tot bruikleen : de wettelijke bepalingen van bruikleen worden eerst bij overhandiging van de in bruikleen gegeven zaak van
toepassing.

b In principe is de voorovereenkomst dan ook aan een bepaalde vorm gebonden, tenzij uit de strekking van het voorschrift anders voortvloeit
(art. 6 : 226 BW).

35
Q

Noem twee vormen van hulpovereenkomst en geef daarvan een definitie?

A

De voortbouwende overeenkomst is afhankelijk van een bestaande rechtsverhouding.
Een tweede vorm van een hulpovereenkomst is de voorovereenkomst, waarin partijen zich verbinden tot het in de toekomst tot stand brengen
van een andere overeenkomst, waarvan de inhoud althans in hoofdzaken voldoende bepaald of bepaalbaar is.

36
Q

De 23-jarige W treedt voor de periode van één jaar in dienst bij verhuis
bedrijf V. Deze overeenkomst is te karakteriseren als:
a een bijzondere forllrele overeenkomst.
b een consensuele duurovereenkomst.
c een reële wederkerige overeenkomst.
d een formele overeenkomst onder bezwarende titel.

A

Juiste antwoord : b. Voor de totstandkoming van een overeenkomst gelden in beginsel geen vormvereisten (art. 3 : 37, eerste lid, Bw). In casu
is sprake van een arbeidsovereenkomst (art. 7 : 610 Bw). Ook de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst is niet gebonden aan een formeel
(d. w. z. aan een bepaalde vorm) vereiste. Het iswettelijk niet vereist dat arbeidsovereenkomsten schriftelijk tot stand worden gebracht, ook
mondeling tot stand gekomen arbeidsovereenkonrsren zijn geldig. De arbeidsovereenkomst is derhalve een consensuele overeenkomst. Het enige vereiste voor totstandkoming van een arbeidsovereenkomst is
wilsovereenstemming (consensus) tussen werkgever en werknemer.
Antwoord a is derhalve onjuist.

De arbeidsovereenkomst is wel een’bijzondere overeenkomst’. De arbeidsovereenkomst is immers geregeld in Boek 7 Titel 10 van het Bw.
Boek 7 Rw is getiteld’Bijzondere overeenkomsten-.

De arbeidsovereenkomst is geen reële overeenkom. Bij reële overeenkomsten komt de overeenkomst als zodanig pas tot stand bij
overhandiging van de zaak goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.
NB : het Bw kent alleen bruikleen (art. 7A : 1777 BW en verbruikleen
(art. 7A : 1791 Bw) als reële overeenkomsten. Bij een reele overeenkomst dient ook sprake te zijn van wilsovereenstemming tussen
contractspartijen, maar voor afgifte van de zaak/goed bestaat slechts
een voorovereenkomst tot bruikleenlverbruikleen De specifieke
(ver) bruikleenbepalingen worden eerst bij de overhandiging van de
zaak/goed op de overeenkomst toepasselijk.
De arbeidsovereenkomst is wel een duurovereenkomst Bij een
duurovereenkomst heeft de schuldeiser recht op voortdurende prestaties
van de schuldenaar. Bij de arbeidsovereenkomst tussen werknemer W
en werkgever V heeft V recht op voortdurende prestaties van W. Dat de
arbeidsovereenkomst tussen W en zijn werkgever V slechts één jaar zal
bestaan, heeft geen invloed op de kwalificatie duurvereenkomst maar
heeft slechts gevolgen voor de kwalificatie van de soort
arbeidsovereenkomst. In casu is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijjd (art. 7 : 667, eerste lid, Bw).
De arbeidsovereenkomst is tevens een overeenkomst onder bezwarende titel. De werkgever dient immers voor de voor de werknemer verrichte arbeid loon te betalen (tekstboek, nr. 11, 12).

37
Q

Voor welke van de hieronder vermelde rechtsbegrippen is de’gelaagd
structuur’van het BW het meest manifest?
a)de rechtshandeling (art. 3 : 33 Bw)
b)de wederkerige overeenkomst (art. 6 : 261, eerste lid, Bw)
c)de koopovereenkomst (art. 7 : 1 Bw)
d )de consumentenkoop (art. 7 : 5 Bw).

A

Het Bw heeft een’gelaagde’structuur, dat wil zeggen dat de algemene
bepalingen aan de meer specifieke voorafgaan.Aangezien het
rechtsbegrip consumentenkoop een species is van de koopovereenkomst (art. 7 : 5
BWJ ° art. 7 : 1 Bw) en de koopovereenkomst op haar beurt een species is
van de wederkerige overeenkomst (art. 6 : 261. eerste lid BW) wat weer een species is van de obligatoire overeenkomst art 6:213 eerste lid,
Bw), en elke overeenkomst per definitie (art. 6 : 213 eerste lid Bw) een
meerzijdige rechtshandeling( Titel 3. 2) is, manifesteert de zogenoemde
‘gelaagde structuur’ van het Bw zich het meest bij alternatief d, de
consumentenkoop (tekstboek nr. 8, 9).