L3: Totstandkoming van overeenkomsten Flashcards
Omschrijf overeenkomst?
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling (art. 6:213, eerste lid, BW) en komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217, eerste lid, BW). Het aanbod gaat als eenzijdige rechtshandeling op in de overeenkomst op het moment van aanvaarding van dat aanbod. De rechtshandeling ‘overeenkomst’ is echter meer dan een eenvoudige optelsom van twee eenzijdige rechtshandelingen. Een overeenkomst moet als een eenheid worden opgevat, als een rechtsverhouding waarvoor twee of meer partijen noodzakelijk zijn.
Geeft de wet een definitie van aanbod en aanvaarding?
De schematische (en te simpele voorstelling) uit artikel 6:217, eerste lid, BW dient als kapstok voor de regels betreffende de totstandkoming van overeenkomsten. In deze regels staan de begrippen ‘aanbod’ en ‘aanvaarding’ centraal. De wet geeft geen omschrijving van deze begrippen.
Uit artikel 3:38 BW volgt dat elke rechtshandeling (en dus ook elke overeenkomst) onder een voorwaarde of tijdsbepaling kan worden verricht?
Uit artikel 3:38 BW volgt dat elke rechtshandeling (en dus ook elke overeenkomst) onder een voorwaarde of tijdsbepaling kan worden verricht.
Voorwaarde
Een voorwaarde is de juridische constructie waarbij het intreden van een aan een rechtshandeling verbonden rechtsgevolg afhankelijk is gesteld van een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
Tijdsbepaling
Een tijdsbepaling is de juridische constructie waarbij het rechtsgevolg van de rechtshandeling afhankelijk wordt gesteld van een zekere toekomstige gebeurtenis. Het opnemen van een voorwaarde of tijdsbepaling in een overeenkomst leidt ertoe dat de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeien onder dezelfde voorwaarde of tijdsbepaling vallen (art. 6:22 BW).
Wat is een aanbod?
Een aanbod schept voor degene tot wie het aanbod is gericht de mogelijkheid om door de enkele aanvaarding van het aanbod een overeenkomst tot stand te brengen.
Niet ieder voorstel kan worden aangemerkt als een aanbod in juridische zin?
Niet ieder voorstel kan worden aangemerkt als een aanbod in juridische zin. Voor een juridisch aanbod is vereist dat het aanbod voldoende nauwkeurig is bepaald. In HR 10 april 1981, NJ 1981, 532 (Ho!and-Hennis), onderscheidt de Hoge Raad het aanbod van een uitnodiging om in onderhandelingen te treden.
Wat is een openbaar aanbod?
Het aanbod kan gericht zijn tot een bepaalde persoon, maar ook tot een gehele groep of tot het publiek in het algemeen. Dit laatste doet zich onder meer voor bij reclamefolders, advertenties en mediareclame. Een dergelijk aanbod wordt als een openbaar aanbod gekwali#ceerd. Wij gaan verder uit van een aanbod dat gericht is tot een bepaalde persoon. Hetgeen hierover wordt opgemerkt, geldt mutatis mutandis ook voor het openbare aanbod.
Wat zijn de regels omtrent intrekking van een verklaring?
Werking (rechtsgevolg) heeft het aanbod op het moment van ontvangst (zie art. 3:37, derde lid, BW). Krijgt de aanbieder spijt van zijn aanbod dan heeft hij in de periode die is gelegen tussen de verzending en de ontvangst van het aanbod de mogelijkheid om door intrekking van zijn verklaring te voorkomen dat er een aanbod tot stand komt. De intrekking moet de persoon tot wie het aanbod is gericht, eerder dan of gelijktijdig met het ingetrokken aanbod bereiken (art. 3:37, vijfde lid, BW). Ten gevolge van een geldige intrekking is er nimmer een aanbod geweest.
Omschrijf herroeping van het aanbod?
De aanbieder is niet onbeperkt aan zijn aanbod gebonden. Een aanbod is in beginsel herroepelijk (art. 6:219, eerste lid, BW). Herroeping van een aanbod moet worden onderscheiden van de hierboven besproken intrekking. Intrekking verhindert dat er een aanbod tot stand komt, er is nimmer gebondenheid van de aanbieder geweest. Herroeping impliceert een aanbod. Herroeping maakt een einde aan de gebondenheid van de aanbieder.
Wat zijn de spelregels bij herroeping van het aanbod?
Herroeping is evenals intrekking een gerichte eenzijdige rechtshandeling en heeft eerst effect – rechtsgevolg – wanneer de herroepingsverklaring degene tot wie het aanbod was gericht, heeft bereikt (art. 3:37, derde lid, BW). Herroeping is slechts mogelijk zolang het aanbod niet is aanvaard (zie art. 6:219, tweede lid, BW). De aanbieder kan zijn aanbod bovendien niet meer herroepen in de periode dat zijn wederpartij de aanvaarding reeds heeft verzonden maar deze de aanbieder nog niet heeft bereikt (art. 6:219, tweede lid, BW). De overeenkomst komt dan tot stand op het moment dat de aanvaarding de aanbieder bereikt, maar het verzenden van de aanvaarding ontneemt de aanbieder de bevoegdheid om nog te herroepen. Ratio van deze regel is dat degene aan wie een aanbod is gedaan, na verzending van de aanvaarding er in beginsel op kan rekenen dat de overeenkomst tot stand komt. Hij kan op dat moment andere aanbiedingen afwijzen en eventueel maatregelen nemen die nodig zijn voor de uitvoering van het contract
Als er geen termijn in het aanbod is opgenomen dan….?
Om onzekerheid ten aanzien van de status van een aanbod te voorkomen neemt een aanbieder veelal een termijn in zijn aanbod op. Is dit niet het geval, dan geldt de volgende regeling (art. 6:221, eerste lid, BW):
een mondeling aanbod vervalt wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard.
een schriftelijk aanbod vervalt wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt
aanvaard. Wat een redelijke tijd is zal afhangen van de concrete omstandigheden. Een aanbod vervalt ook wanneer het aanbod wordt verworpen (zie art. 6:221, tweede lid, BW).
Wat is een onherroepelijk aanbod?
De aanbieder kan zich de bevoegdheid ontnemen om het aanbod te herroepen (art. 6:219, eerste lid, BW). Door de onherroepelijkheid ontneemt de aanbieder zich de mogelijkheid om te verhinderen dat door de aanvaarding een overeenkomst tot stand komt. In dit verband spreekt men van de absolute, sterke werking van de onherroepelijkheid van het aanbod.
Onherroepelijkheid van het aanbod kan voortvloeien uit de termijnstelling die in het aanbod is opgenomen. Onzekerheid over de strekking van de termijnstelling (heeft de termijn de strekking dat het aanbod gedurende de genoemde periode onherroepelijk is, zoals bedoeld in artikel 6:219, eerste lid, BW, of heeft de opgenomen termijn slechts de strekking om de redelijke tijd, zoals bedoeld in artikel 6:221, eerste lid, BW, nader in te vullen?) zal de rechter door uitleg moeten vaststellen. Uiteindelijk zal hier het gerechtvaardigd vertrouwen van degene tot wie het aanbod is gericht, beslissend zijn.
Wat is de uitzondering op het niet herroepbaar zijn van een aanbod?
De toevoeging vrijblijvend in het aanbod bewerkstelligt een uitzondering op de hoofdregel dat na aanvaarding het aanbod niet meer kan worden herroepen. De aanbieder kan het vrijblijvende aanbod nog onverwijld na de aanvaarding herroepen (art. 6:219, tweede lid, BW). Daardoor is (achteraf beschouwd!), door de aanvaarding geen overeenkomst tot stand gekomen.
Vervalt een aanbod door de dood?
Het aanbod vervalt niet door de dood, het verlies van handelingsbekwaamheid of de onderbewindstelling van de goederen van de aanbieder of zijn wederpartij (art. 6:222 BW). In geval van overlijden zijn in beginsel de erfgenamen als rechtsopvolgers onder algemene titel gebonden aan een door de overledene gedaan aanbod of een door de overledene gesloten overeenkomst (art. 6:249 BW).
Hoe komt de overeenkomst tot stand?
De overeenkomst komt tot stand door aanvaarding van het aanbod. Indien de aanvaarding de aanbieder niet of niet tijdig bereikt ten gevolge van een omstandigheid die voor risico van de aanbieder komt, wordt de aanvaarding ingevolge artikel 3:37, derde lid, BW geacht hem toch tijdig te hebben bereikt. In dat geval wordt de overeenkomst geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop zonder de storende omstandigheid de verklaring door de aanbieder zou zijn ontvangen (art. 6:224 BW).
Door niet-tijdige aanvaarding komt er in beginsel geen overeenkomst tot stand. Geef de uitzonderingen?
In beginsel, want artikel 6:223 BW geeft twee uitzonderingen:
de aanbieder kan onverwijld aan de wederpartij mededelen dat hij de te late
aanvaarding toch als tijdig laat gelden (art 6:223, eerste lid, BW).
vindt de aanvaarding te laat plaats terwijl de aanbieder begrijpt of behoort te
begrijpen dat dit voor de wederpartij niet duidelijk was, dan geldt de aanvaarding als tijdig gedaan. De aanbieder heeft dan wel de bevoegdheid om onverwijld aan de wederpartij mede te delen dat hij het aanbod als vervallen beschouwt (art. 6:223, tweede lid, BW).
Wat is een van het aanbod afwijkende aanvaarding?
Ingevolge artikel 6:225, eerste lid, BW geldt een van het aanbod afwijkende aanvaarding dan ook als een verwerping van het aanbod, zodat ingevolge artikel 6:221, tweede lid, BW het aanbod vervalt. Een van het aanbod afwijkende aanvaarding geldt als een nieuw aanbod (art 6:225, eerste lid, BW) waardoor de oorspronkelijke aanbieder door aanvaarding een overeenkomst tot stand kan brengen.
Wat zijn de uitzonderingen op de hoofdregel?
Op deze hoofdregel bestaan twee uitzonderingen (art. 6:225, tweede en derde lid, BW):
indien de aanvaarding slechts op ondergeschikte punten afwijkt van het aanbod, komt een overeenkomst tot stand waarvan de inhoud wordt bepaald door deze aanvaarding. De aanbieder heeft echter de bevoegdheid om onverwijld na ontvangst van deze afwijkende aanvaarding bezwaar te maken tegen de verschillen. Door het bezwaar vervalt het oorspronkelijke aanbod en geldt de afwijkende aanvaarding als een nieuw aanbod.
Battle of forms
indien aanbod en aanvaarding verwijzen naar verschillende algemene voorwaarden. Een dergelijk fenomeen wordt aangeduid als battle of forms.
Wat si de juridische betekenis van de pre contractuele fase?
De juridische betekenis van de precontractuele fase is afhankelijk van het resultaat. Wanneer de onderhandelingen in een overeenkomst resulteren, zal de precontractuele fase van invloed zijn op de contractuele verhouding. Zo zal de vraag waartoe de verkoper zich heeft verplicht, mede worden beantwoord aan de hand van hetgeen in de precontractuele fase door de verkoper is verklaard. Bij de vaststelling van de inhoud van de overeenkomst spelen de precontractuele handelingen en gedragingen een belangrijke rol.
Welke arresten zijn voor de juridische pre contractuele fase van belang?
Voor de juridische betekenis van de precontractuele fase zijn de arresten HR 15 november 1957, NJ 1958, 67 (Baris- Riezenkamp) en HR 18 juni 1982, NJ 1983, 723 (Plas-Valburg) in het bijzonder van belang.
Omschrijf het arrest Baris -Riezenkamp?
Baris-Riezenkamp
Uit Baris-Riezenkamp kunnen twee stellingen worden afgeleid:
Partijen die in onderhandeling treden, komen tot elkaar te staan in een
bijzondere door de redelijkheid en billijkheid beheerste verhouding.
Deze verhouding brengt met zich dat zij hun gedrag mede moeten laten
bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
Tijdens de onderhandelingen hebben partijen tegengestelde belangen en partijen zijn zich daarvan ook bewust. Hoewel de onderhandelingsfase wordt beheerst door
het eigenbelang van ieder der partijen, volgt uit het Baris-Riezenkamp-arrest dat partijen hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij.
Kenmerk arrest Plas - Valburg?
Onderhandelen betekent gebruik maken van de contractsvrijheid. Hieruit vloeit noodzakelijk voort dat onderhandelingen kunnen worden afgebroken. Uit het arrest Plas-Valburg volgt dat deze vrijheid om niet te contracteren en de onderhandelingen af te breken onder omstandigheden beperkt kan worden. Naar aanleiding van Plas-Valburg wordt de onderhandelingsfase in drie fasen onderverdeeld. In de praktijk is het niet altijd eenvoudig om aan te geven in welke fase de onderhandelingen verkeren.
Omschrijf de 3 fasen van het arrest Plas - Valburg?
Plas-Valburg
Eerste fase: Partijen zijn vrij om de onderhandelingen af te breken zonder dat zij over en weer gehouden zijn tot het betalen van schadevergoeding.
Tweede fase: De onderhandelingen kunnen in een zodanig stadium zijn geraakt dat partijen de onderhandelingen wel mogen afbreken, maar dat zij gehouden zijn de door de wederpartij gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk voor hun rekening te nemen. In deze fase is het afbreken van de onderhandelingen zonder de door de wederpartij gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk te vergoeden, in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
Derde fase: De onderhandelingen kunnen in een zodanig stadium zijn gekomen dat het afbreken van die onderhandelingen onder de gegeven omstandigheden als in strijd met de redelijkheid en billijkheid moet worden aangemerkt. Deze uitzondering op de hoofdregel dat men vrij is om de onderhandelingen af te breken, neemt de Hoge Raad onder andere aan wanneer de wederpartij mocht vertrouwen dat in ieder geval enigerlei contract uit de onderhandelingen zou resulteren.
In deze derde fase kan de afbrekende partij door de rechter worden veroordeeld tot dooronderhandelen. De afbrekende partij is in deze fase niet alleen verplicht de kosten van de wederpartij (het negatief contractsbelang) te vergoeden, maar ook het positief contractsbelang, dat wil zeggen de gederfde winst wanneer er wel een contract tot stand gekomen zou zijn, te vergoeden.
Bevat het BW een regeling voor de pre contractuele fase?
Het BW bevat geen bijzondere regeling voor de precontractuele fase. Aanvankelijk heeft de wetgever wel gepoogd hiervoor een regeling in de wet op te nemen. Het geschrapte artikel 6.5.2.8a, waarin de wetgever Baris-Riezenkamp en Plas-Valburg had samengevoegd luidde: onderhandelende partijen zijn verplicht hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen. Ieder van hen is vrij de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van een overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. In HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 1017 (VSH-Shell) is deze regel letterlijk overgenomen.
Wat als partijen, anders dan door onderhandelingen, bezig zijn een overeenkomst te maken?
In HR 31 mei 1991, NJ 1991, 647 (Vogelaar-Skil) werd bepaald dat ook indien partijen anders dan door onderhandelingen betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst, voor de vraag of het afbreken van die voorbereidingen tegenover de wederpartij onaanvaardbaar is, in het algemeen dezelfde maatstaf moet worden aangelegd als in het geval van afgebroken contractsonderhandelingen. De Hoge Raad sprak voorts uit dat voor de onaanvaardbaarheid van het staken van de voorbereiding voor sluiting van een overeenkomst in het algemeen, niet van belang is of beide partijen mochten vertrouwen dat de overeenkomst tot stand zou komen, maar slechts of daarop mocht worden vertrouwd door de wederpartij van degene die het totstandkomen van de overeenkomst verhindert.