Pijn Flashcards

1
Q

farmacodynamiek zuivere opioid agonisten

A

CZS

  • stijging pijndrempel
  • hypnogeen

AUTONOOM ZS

  • respiratoire depressie
  • miosis
  • onderdrukking hoestreflex
  • braken
  • hypotensie
  • bronchoconstrictie
  • constipatie (laxativa geven!!!!)
  • vertraagde maaglediging
  • afname uterus contracties tijdens bevalling
  • toegenomen sfincter tonus

NEURO-ENDOCRIENE

  • stijging prolactine secretie
  • daling gonadotrofine secretie
  • daling libido
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dervingssyndroom opioiden

A
8u - 12u:
- tranen
- neusloop
- geeuwen
na 20u:
- kippenvel
- mydriase
- tremor
- agitatie
2e - 3e dag:
- rillingen
- slapeloosheid
- buikkrampen
- diarree
- nausea
- braken
- tachycardie
- BD stijging
- doodsangst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

contra-indicaties opioiden

A
  • hypoxie
  • onderdrukking bewustzijn
    dosisverlaging bij
  • leverinsuff
  • nierinsuff
  • ouderen
  • kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

indicaties morfine

A
  • ernstige acute pijn die niet weg gaat met niet-opioide analgetica
  • kankerpijn
  • chronische pijnsyndromen van niet maligne oorsprong
  • adjuverende therapie bij longoedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hydromorfon

A

= zuivere opioid agonist

  • 7-8x potenter dan morfine
  • orale F= 20%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oxycodon

A

= zuivere opioid agonist

  • 2x potenter dan morfine
  • goede orale F
  • metabolisatie door CYP2D6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

piritramide

A

= zuivere opioid agonist

  • inspuiting (IV, IM, SC)
  • vooral post-op pijn bestrijding
  • iets minder potent dan morfine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fentanyl

A
= zuivere opioid agonist
- veel potenter dan morfine
specifieke indicaties:
- anesthesie
- infusiepompsystemen
- intrathecale toediening
- chronische pijnbehandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

methadon

A

= zuivere opioid agonist + serotonine en NA reuptake inh

  • zeer krachtig
  • minder sedatief
  • accumulatie in weefsels
  • risico op gevaarlijke nevenwerkingen (QT-verlenging)
  • > geen eerste keuze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

loperamide

A

= zuivere opioid agonist (Imodium)

  • > bij symptomatische behandeling diarree
  • weinig door BBB
CI: diarree door MO die mucosa penetreren
bijwerkingen:
- paralytische ileus
- urineretentie
- centrale (respiratoire) depressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Codeine

A

= zwak zuiver opioid agonist
- prodrug -> CYP2D6 -> morfine (genetische polymorfismen!!!)

specifieke indicaties:

  • chronische hoest
  • milde vormen diarree
  • milde pijn (2e trap analgeticum)

bijwerkingen:

  • sedatie
  • obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

tramadol

A

= zwak zuiver opioid agonist + inhibitor NA en 5HT reuptake
= metaboliet van trazodon (atypisch antidepressivum)
- mildere bijwerkingen
- minder vaak tolerantie
- metabolisatie door CYP2D6 -> actieve metaboliet

bijwerkingen:

  • misselijk, braken
  • duizelig, droge mond, sedatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

tilidine

A

= zwak zuiver opioid agonist
- metabolisatie tot actieve metaboliet
! altijd in combinatie met naloxon om misbruik te vermijden !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tapentadol

A

= zwak zuiver opioid agonist + NA reuptake inh

-> minder aanleiding bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pentazocine

A

= gemengde opioid agonist-antagonist
Partieel k en d agonist, mu-antagonist
-> slechts vr matige pijn

-cave MI, nt combineren met mu-agonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

buprenorfine

A
= partiële opioid agonist
- geen orale toediening (first-pass)
indicatie:
- hevige acute en chronische pijn
- sustitutietherapie

kan gecombineerd worden met andere opioiden
- AH-depressie: plafond-effect

17
Q

naloxon

A

= zuivere opioid antagonist

- antidotum bij overdosis opioid

18
Q

naltrexon

A

= zuivere opioid antagonist

- antidotum bij overdosis opioid

19
Q

methylnatrexon

A

= zuivere opioid antagonist

  • anatgoniseert obstiperende effecten zonder analgetische effecten te beinvloeden
  • > gebruikt bij therapieresistente obstipatie door chronisch opioid gebruik
20
Q

werkingsmechanisme lokale anesthetica

A
  • > blok Na kanaal -> geen Na influx
  • geladen vorm: zorgt voor Na blok, maar kan membraan niet binnen dringen
  • ongeladen vorm: kan membraan binnen dringen, maar kan Na niet blokken
  • > werkzaamheid is afh van pKa en weefsel pH
21
Q

farmacokinetiek lokale anesthetica

A

werkzaamheid en duur hangen af van:

  • doorbloeding weefsel (toevoegen VC verlengt de werking)
  • pH van weefsel : lagere pH -> slechtere werking
  • buffercapaciteit van weefsel: betere buffer= minder zuur milieu -> betere werking
  • hydrofoob karakter LA: hydrofoob -> langere werking
22
Q

toediening LA

A
  • oppervlakte anesthhesie
  • infiltratie anesthesie
  • zenuwblok anesthesie
  • spinale anesthesie
  • epidurale anesthesie
23
Q

-caïne

A

= lokaal anestheticum

24
Q

eerstelijns behandeling neuropathische pijn

A
  • TCA of SNRI

- anti-E (gabapentine, pregabaline, carbamazepine)