PD 7.2 Patiënt met astma en hoesten Flashcards

1
Q

Vanaf wanneer spreken we van een slechte astmacontrole?

A

Vanaf een ACQ van 1,5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekend het als de astmacontrole slecht is? I.v.m. ernstig astma?

A

Als de astmacontrole slecht is, betekend dat niet dat er sprake is van een ernstig astma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Met welke vragen schatten we de ernst van de astma in?

A
  • Wat is de huidige astmacontrole op basis van klachten en longfunctie?
  • Gebruikt patiënt al (de juiste) medicatie? Is de medicatie effectief?
  • Zijn er risicofactoren voor een ernstig of levensbedreigend astma?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verband tussen de astmacontrole en de kans op exacerbaties?

A

Hoe slechter de astmacontrole, hoe meer kans op exacerbaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de kans op een exacerbatie als de ACQ groter is dan 1,5?

A

> 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de kans op een exacerbatie als de FEV1 < 92% pred?

A

> 85%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is stap 1 van de behandeling van astma?

A

Het geven van een inhalatiecorticosteroïd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de bouwstenen van de astmabehandeling?

A
  • Preventieve maatregelen (allergeenvermijding, educatie, vaccinatie, rookstop, zelfmanagement)
  • Luchtwegverwijders (SABA, LABA, anticholinergica)
  • Ontstekingsremmers (ICS, LTRA, theofylline, OCS, biologicals)
  • Reconditioneren (dieet, bewegen, gedrag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar is gestoorde slaap een teken van?

A

Ongecontroleerde astma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de doelen van de behandeling van astma?

A
  • Minimale of geen klachten, ongestoorde slaap, geen ADL beperkingen
  • Preventie of vroege interventie van astma-exacerbaties
  • Verkrijgen/behouden van optimale longfunctie
  • Medicatie in de laagst mogelijke dosis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat stabiliseert er niet meer bij iemand bij astma?

A

De hyperreactiviteit stabiliseert niet meer, gaat niet meer terug naar het normale niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de risicofactoren voor levensbedreigend astma?

A
  • Langer bestaand astma
  • Slechte astmacontrole
  • Afhankelijkheid van OCS
  • Medicatie-ontrouw
  • Psychosociale factoren
  • Slechte begeleiding
  • Oudere leeftijd
  • Roken
  • Aspirine overgevoeligheid
  • Eerdere opname in ziekenhuis voor astma
  • Invasieve beademing ivm astma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verband tussen allergie en astma?

A

Allergisch zijn is geen voorwaarde om astma te hebben, het zegt wel iets over de soort astma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de checklist voor moeilijk-behandelbaar astma?

A
  • Is het wel Astma?
  • Zijn alle Bronchiale prikkels wel goed?
  • Is de patiënt wel therapietrouw (Compliance)?
  • Is het Device wel goed? Werkt de inhalator goed bij de patiënt?
  • Is de patiënt wel goed geEduceerd?
  • Kijken we wel naar het goede Fenotype?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Je moet op zoek naar de treatable traits. Welke treatable traits vallen onder de longen?

A
  • Eosinofielen, FeNO
  • Allergie
  • Luchtweg obstructie
  • Infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je moet op zoek naar de treatable traits. Welke treatable traits vallen onder comorbiditeit?

A
  • Obesitas
  • Depressie
  • Stemband dysfunctie
  • Rhinosinusitis
17
Q

Je moet op zoek naar de treatable traits. Welke treatable traits vallen onder levensstijl en omgeving?

A
  • Therapietrouw
  • Roken
  • Huisdieren
  • Vervuiling
18
Q

Naar welke bronchiale prikkels is het belangrijk om naar te kijken?

A

Naar allergieën en het beroep.

19
Q

Waarom kunnen patiënten minder therapietrouw worden?

A

Astma is een variabele aandoening en de medicatie werkt snel. Daarom kunnen de patiënten minder therapietrouw worden.

20
Q

Welke fenotypes heb je bij astma?

A

Een eosinofiel type (60%), geen eosinofiel type (40%)

21
Q

Hoe kan fenotypering plaatsvinden?

A

Fenotypering kan door het meten van de FeNO en aan de hand van eosinofielen meten.

22
Q

Welke groep astma reageert normaal gesproken goed op inhalatiecorticosteroiden?

A

Type 2 hoog.

23
Q

Wat zijn de kenmerken van biologicals?

A
  • Biologicals zijn heel specifiek
  • Werking op T2-inflammatie (IgE, IL4, IL5, IL13)
  • Ze zijn veilig in gebruik
  • Weinig bijwerkingen
    Nadeel: ze zijn heel duur!
23
Q

Wat zijn de kenmerken van biologicals?

A
  • Biologicals zijn heel specifiek
  • Werking op T2-inflammatie (IgE, IL4, IL5, IL13)
  • Ze zijn veilig in gebruik
  • Weinig bijwerkingen
    Nadeel: ze zijn heel duur!
24
Q

Waar hebben biologicals effect op?

A

Effect op:
- Longaanvallen
- Kwaliteit van Leven
- Astmacontrole
- Longfunctie
- Afbouwen prednison

25
Q

Hoeveel procent van de mensen heeft ernstig astma?

A

3,6%

26
Q

Wat is de eerste stap bij moeilijk behandelbaar astma?

A

Op zoek gaan naar de ‘treatable traits’.

27
Q

Wat is belangrijk om onderscheid tussen te maken?

A

Belangrijk om onderscheid te maken tussen moeilijk behandelbaar en ernstig astma.

28
Q

Waarbij is fenotypering zeer belangrijk?

A

Bij de behandeling van ernstig astma.