HC 7.7 Respiratoire insufficiëntie Flashcards
Wat is respiratoire insufficiëntie?
Respiratoire insufficiëntie: falen van gasuitwisseling t.g.v. ontbreken of onvoldoende functie van het ademhalingssysteem. Dit leidt tot onvoldoende oxygenatie van weefsels en het falen van CO2 homeostase. Respiratoire insufficiëntie kan acuut of chronisch zijn.
Wat geldt er voor de epidemiologie bij respiratoire insufficiëntie?
Voor het optreden van respiratoire insufficiëntie geldt: IC 137/100.000 heeft last van een respiratoire insufficiëntie. De mortaliteit loopt op, afhankelijk van de oorzaak tot 36%. Risicofactoren stijgen met de leeftijd en comorbiditeit.
Wat zijn de soorten respiratoire insufficiëntie?
Longfalen type 1 hypoxische gedeelte (lage saturatie) en pompfalen type 2 hypercapnische gedeelte.
Wat is type 1 respiratoire insufficiëntie?
Longfalen waarbij de pO2 daalt (de pCO2 is niet of nauwelijks aangedaan), ook wel een partiële respiratoire insufficiëntie. Dit is de meest voorkomende vorm van respiratoire insufficiëntie, het zijn meestal longziekten. Het wordt gedefinieerd door een pO2 onder de 60 mmHg (oftewel 8 kPa), de pCO2 is normaal, want de ventilatie is niet of nauwelijks aangedaan.
Hoe reken je om van mmHg naar Pa?
Delen door 7,5.
Longfalen ontstaat door pathologische veranderingen in het longweefsel zoals:
Diffusiestoornissen, shunt, ventilatie-perfusie mismatch, verlaagde FiO2
Wat is een diffusiestoornis? En hoe ontstaan ze?
Diffusiestoornis: ventilatie door het membraan is verstoord.
- Verdikking van het alveolaire-capillaire membraan: als gevolg van longoedeem, virale pneumonie, alveolitis (chronische ontsteking van de longblaasjes), pneumoconiose (absorbering van toxische stoffen), lymfangitis carcinomatosa (kankercellen).
- Verkleining van het diffusieoppervlak: als gevolg van resectie van longdelen, longemfyseem, interstitieel longlijden (fibrose, pneumonie), pneumonie, overvulling.
Wat is shunt? En welke vormen zijn er?
Perfusie zonder ventilatie.
- Fysiologisch: perfusie van niet geventileerde alveoli (pneumonie, atelectase, pneumothorax)
- Anatomisch: bv. Intracardiaal, extracardiaal (bv. Arterioveneuze malformatie, hepatopulmonaal syndroom)
Wat is de ventilatie-perfusie mismatch? En wat zijn hier voorbeelden van?
Shunt of dode ruimte ventilatie. Bv. Obstructieve longziekten, emfyseem, vasculair (longembolie), interstitiële longziekten.
Wanneer spreken we van een verlaagde FiO2? En wanneer zien we dat?
Als die lager is dan 21%. Op grote hoogte.
Wat zijn de klinische verschijnselen bij type 1 respiratoire insufficiëntie?
- Onrust, euforie, convulsies (een abnormale en ongecontroleerde afwisseling van aanspanning en ontspanning van de spieren van het lichaam), coma
- Cyanose: een blauwe verkleuring van de huid. Dit gebeurd als meer dan 15% van de hemoglobine onverzadigd is.
- Toename van het hartminuutvolume en tachycardie, dyspnoe
- Bij weinig zuurstof ontstaat er ook polyglobulie (pas na enkele weken hypoxie), het bloed wordt te dik door een toename van het aantal rode bloedcellen.
Wat is type 2 respiratoire insufficiëntie?
Pompfalen waarbij de pO2 lager is en de pCO2 hoger, ook wel een complete respiratoire insufficiëntie (PaCO2 van boven de 50 mmHg (6,5 kPa)). Er is een stoornis in de luchtverversing waarbij ademexcursies altijd zijn verstoord (het parenchym wordt niet optimaal benut), dit leidt tot een alveolaire hypoventilatie. Hierbij is hypoxemie altijd aanwezig! De pH is afhankelijk van de HCO3 en de HCO3 is evenredig met de duur van de hypercapnie.
Wat zijn de oorzaken van respiratoire insufficiëntie type II?
- Een toegenomen CO2 productie
- Wont breathe (centrale zenuwstelsel (neurogeen))
- Can’t breathe (perifeer zenuwstelsel (neurogeen), spieren (myogeen), thoraxwand, diaphragma, bovenste luchtweg)
- Can’t breathe enough (longen (dode ruimte ventilatie)): door toegenomen dode ruimte.
Wat is hypercapnie?
Stijging van de pCO2.
Wat is het gevolg van hypercapnie?
Het lichaam probeert de pH naar boven te brengen door meer te ventileren en door terugresorptie van bicarbonaat van de nier.
- Het gevolg hiervan is terugresorptie van natrium en vochtretentie.
- Bijnier: toename adrenaline: gevolg is toename HF.
- Orthosympathicus: toename noradrenaline: gevolg is hypertensie (rode huidskleur en zweten)
- Parasympathicus: gevolg toename maagzuur en speekselproductie.
- Verhoging van de pulmonale vaatweerstand.
- Cerebraal: gevolg is sufheid en slaperig. Zorgt ook voor de verhoging van de pulmonale vaatweerstand.
Als je niks doet worden mensen comateus.