HC 9.3 Osmoregulatie versus volumeregulatie Flashcards

1
Q

Waaruit bestaat het bloedvolume?

A

Het bloedvolume bestaat uit het volume van het plasma en uit het volume van de erytrocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat het lichaamswater?

A

Totaal aan lichaamswater is 60% van het gewicht waarvan 20% extracellulair volume (interstitieel volume, lymfevloeistof en plasma) is en 40% intracellulair volume (normale cellen + rode bloedcellen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kun je zeggen over de samenstelling van elektrolieten in de cel?

A

Er zitten veel eiwitten en met name kalium in de cel. En juist weinig natrium in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van osmoregulatie?

A

Natriumconcentratie, mmol/L, osmolaliteit. Gereguleerd door ADH en dorstprikkel. De natriumconcentratie wordt niet gereguleerd door de hoeveelheid zout in het lichaam, want dat is de volumeregulatie, maar door de hoeveelheid water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de kenmerken van volumeregulatie?

A

= Natriumregulatie. Natriumhoeveelheid in het lichaam, mmol, bloeddruk. Het is de regulatie van het extracellulair volume. Gereguleerd door natriumexcretie onder invloed van het RAAS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke vraag stel je altijd als je iemand ziet met hypernatriëmie?

A

Waarom drinkt de patiënt niet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kunnen de zweetklieren goed?

A

Je zweetklieren zijn heel goed in het reabsorberen van natrium en dit doen ze met behulp van de ENaC, zo krijgt zweet een concentratie van 10-15 mOsm. Bij mensen met CF (taaislijmziekte) werken deze kanalen niet meer goed en zat er een hogere natriumconcentratie in het zweet (60-70 mOsm) en zo werd dat vroeger aangetoond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de cel bij hyperosmolaire stress?

A

Hyperosmolaire stress: cel krimpt doordat water de cel uit treedt door AQP’s. Vervolgens gaat de cel zich aanpassen om in de nieuwe situatie in leven te blijven. De cel gaat zijn metabolisme aanpassen zodat er meer deeltjes in de cel komen: meer aminozuren, transporters aanzetten om kalium de cel in te pompen. Zodat de osmolariteit binnen en buiten de cel weer gelijk is zodat de cel zijn volume terug krijgt. (de volume regulatie van de cel duurt wel even voordat die op gang is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is hypo-osmolaire stress?

A

Hypo-osmolaire stress: cel zwelt op doordat er water de cel intreedt. Allerlei stoffen worden de cel uitgepompt zodat de osmolariteit binnen en buiten gelijk is zodat de cel weer een beetje krimpt. (de volume regulatie van de cel duurt wel even voordat die op gang is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan het gevolg zijn van hyponatriëmie?

A

De cellen zwellen dan, waaronder de cellen in de hersenen. De hersencellen zitten in een integraalhelm die kunnen nergens naartoe. Hierdoor kun je hersenoedeem krijgen en mensen overleiden daaraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de primair gereguleerde factor van de volumebalans?

A

De hoeveelheid natrium in het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heeft het RAAS-systeem invloed op het nefron?

A

Angiotensine II heeft een sterk effect op de NHE3, op de reabsorptie van Na+ in de proximale tubulus. De NHE3 scheidt protonen uit in het lumen om bicarbonaat op te nemen met behulp van koolzuuranhydrase, dus het is eigenlijk de reabsorptie van natriumbicarbonaat. In het latere deel van de nier is de regulatie met name als gevolg van aldosteron. En de lis van Henle staat onder invloed van angiotensine II, aldosteron maar onder andere ook onder invloed van vasopressine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat valt op aan het plasma van patiënten met een volumedepletie?

A

Bij patiënten met volumedepletie zie je altijd dat het plasma bicarbonaat wat hoger is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Door wat wordt de macula densa met name gestuurd?

A

Macula densa wordt met name gestuurd door chloride, maar je mag ook zeggen natriumchloride.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van het meten van de concentratie NaCl door de macula densa?

A

De macula densa stimuleert of remt de natriumreabsorptie in de nier en zorgt voor vasoconstrictie in de afferente of efferente arteriole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat oedeem?

A

Oedeem ontstaat altijd door natriumretentie.

17
Q

Wat is er bijzonder aan aldosteron?

A

Het werkt op het ENaC maar aldosteron kan kiezen waarvoor het werkt of voor de kalium secretie of voor de natrium reabsorptie.

18
Q

Wat is ANP?

A

Atriaal natriuretisch peptide, zorgt ervoor dat er natrium uitgescheiden wordt. Rek van het atrium zorgt voor het vrijkomen van ANP, waardoor meer natrium excretie plaats vindt, waardoor het volume afneemt en zo ook de rek.

19
Q

Wanneer zorgt de volumeregulatie er voor dat er ADH vrij komt (van de osmoregulatie)?

A

Als er een bepaald niveau van volume depletie (extreem) wordt overschreden komt er toch ADH vrij.

20
Q

Wat is de formule voor de bloeddruk?

A

BD = CO x SVR, SVR = perifere vaatweerstand, CO = cardiac output