HC 7.1 Pathofysiologie van astma Flashcards
Wat is astma?
Astma is een heterogene ziekte (verschillende aspecten) met meestal een chronische luchtwegontsteking.
Waardoor wordt astma gekenmerkt?
Het wordt gekenmerkt door klachten zoals piepen, hoesten, kortademigheid en druk op de borst in combinatie met een variabele luchtwegobstructie hetgeen kan wisselen over de tijd in frequentie en intensiteit.
Waar bevindt de ziekte astma zich in de longen?
Astma = een ziekte van de geleidende luchtwegen: trachea, bronchus, bronchi en bronchiolen.
Wat is het verschil tussen astma en COPD?
Bij astma functioneren de longblaasjes prima, COPD zit in de luchtwegen en de longblaasjes. COPD ontstaat meestal op latere leeftijd, vaak als gevolg van roken en astma ontstaat op jongere leeftijd. Astma is gerelateerd met allergie. Bij COPD gaan met name de membranen kapot waardoor de longblaasjes beschadigd raken.
Wat kun je zeggen over de epidemiologie van astma?
Prevalentie West Europa: 13% kinderen en 8% volwassen. De astma prevalentie stijgt over de jaren. Vanaf 15 jaar is het aandeel van vrouwen die astma hebben groter is dan het aandeel mannen.
Wat is er nodig voor het ontstaan van astma?
Aanleg voor astma is nodig en er moet een prikkel zijn. Ze moeten allebei aanwezig zijn.
Wat is er nodig voor het ontstaan van astma?
Aanleg voor astma is nodig en er moet een prikkel zijn. Ze moeten allebei aanwezig zijn.
Waar zorgt aanleg + prikkel voor?
Dit zorgt voor een chronische ontsteking in de luchtweg. Oedeem, bronchoconstrictie, mucus, bindweefselstructuur ontstaan, ontstekingswaarden ontstaan (FeNO er is sprake van een verhoogde stikstofmonoxide bij mensen met astma) en bronchiale hyperreactiviteit (luchtwegepitheel raakt beschadigd, zenuwuiteinden komen bloot te liggen en zorgen zo voor hyperreactiviteit) kunnen leiden tot symptomen.
Zijn symptomen een goede voorspeller van astma?
De relatie tussen astmaklachten en de longfunctie komen weinig overeen.
Wat zegt FEV1? En wat is normaal?
FEV1 zegt iets over de luchtwegtoegankelijkheid. 80% van je longinhoud kun je in 1 seconde uitademen.
Wat kun je zeggen over de FEV1 bij mensen met astma?
Bij mensen met astma (of COPD) is de FEV1 lager. De flow-volumecurve is bij mensen met astma in de uitademing ingedeukt.
Wat kun je doen om aan te tonen of iemand astma heeft?
Soms geef je een proefbehandeling met medicijnen (luchtwegverwijder) om te zien of iemand een reversibele luchtstroom heeft. COPD is niet reversibel (hoogstens 10%), astma wel (makkelijk 30/40%).
Wanneer spreken we van astma met de spirometrie (reversibiliteit) test?
We spreken van astma als er een toename van de FEV1 is met > 12% en > 200 ml na SABA. In 40% van de gevallen is deze test niet positief.
Wat is een andere vorm van diagnostiek voor een luchtwegvernauwing?
Exhaled NO-meting:
Corticosteroïden kunnen de hoeveelheid uitgeademd NO sterk verlagen. Door het verschil te meten met en zonder corticosteroïden kan de mate van werkzaamheid van de corticosteroïden worden vastgesteld.
Wat is bronchiale hyperreactiviteit?
Bronchiale hyperreactiviteit is een overmatige reactie van de luchtwegen op aspecifieke prikkels. De luchtwegen vernauwen te makkelijk en te veel na contact met aspecifieke prikkels. Gezonde mensen reageren er niet op. Dit is geen allergische reactie, want er is in de huid geen IgE aanwezig tegen de ‘stof’.
Hoe kunnen we de andere 40% van de patiënten met astma aantonen?
Om de andere 40% van de astmapatiënten aan te tonen: kunnen we de hyperreactiviteit opwekken.
Hoe kunnen we de hyperreactiviteit opwekken?
Dit doen we door histamine of methacholine (bronchoconstrictieve stof) toe te dienen. Mensen met astma reageren meer op histamine en methacholine. De FEV1 daalt sneller bij mensen met astma dan mensen zonder astma.
Wanneer spreken we van astma bij de bronchiale hyperreactiviteit test?
We spreken van astma als de daling groter is dan 20% na oplopende dosis van histamine of methacholine.
Wat zijn uitlokkende factoren van de bronchiale hyperreactiviteit?
Uitlokkende factoren, aspecifiek: inspanning, geuren, luchtverontreiniging, infecties, farmaca (aspirine en bètablokkers) en emotionele factoren: toename bij stress, emoties.