P4: Artikel van Kroesbergen et al. (2015): The Psychological Well-Being of Early Identified Gifted Children -> single studie, cross-sectional descriptive field study Flashcards

1
Q

Introductie artikel van Kroesbergen

A

Binnen de psychologische literatuur is er veel onenigheid over het psychologische welzijn van begaafde kinderen. Empirisch bewijs vertoont gemixte resultaten. Het is aangetoond dat hoogbegaafde kinderen uitblinken in hun prestaties als hun potentieel tot bloei komt in onderwijs dat is aangepast aan hun behoeften. Daarom moeten die kinderen tijdens hun hele ontwikkelingsproces worden ondersteund om uitstekende prestaties te bereiken. Hoogbegaafde kinderen lijken er echter niet in te slagen hun volledige potentieel te bereiken door een gebrek aan steun, wat leidt tot onderpresteren en verveling. Dit zou kunnen resulteren in een verminderd welzijn. -> Vraag; ontwikkelen alleen hoogbegaafde kinderen van wie het potentieel niet volledig wordt benut lagere gevoelens van welzijn, of kan zo’n patroon gevonden worden bij de gehele hoogbegaafde populatie? -> Dit onderzoeken.
Doel onderzoek: het psychologische welzijn van hoogbegaafde kinderen vergelijken met leeftijdsgenoten die niet hoogbegaafd zijn. En het welzijn van verschillende subgroepen (gebaseerd op criteria) van hoogbegaafde kinderen vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie psychologisch welzijn

A

Welzijn is een zeer brede term, maar over het algemeen is men het eens over ten minste 5 aparte domeinen; fysiek, psychologisch, cognitief, sociaal en economisch. De huidige studie heeft zich gefocust op het psychologische welzijn.

Psychologisch welzijn: wordt vaak gedefinieerd als de aanwezigheid van een positief zelfconcept en relaties of vriendschappen met leeftijdsgenoten en de afwezigheid van psychologische problemen. Scholing is vaak van invloed op het psychologische welzijn van kinderen. In dit artikel wordt specifiek gekeken naar hoogbegaafde kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

methode

A

Methode
-> Sample van 233 kinderen in groep 1 en 2 (6-7 jaar oud) in 5 Nederlandse scholen. 35 kinderen hebben hoge scores op 2/3 selectiecriteria. Niet super generaliseerbaar naar alle hoogbegaafde kinderen, alleen naar kinderen van 6-7 jaar.
Hoe werd psych welzijn gemeten? Uitkomst variabelen: scores op zelf-vragenlijsten over psychologische problemen en zelfconcept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

methode -> 2 subgroepen hoogbegaafdheid

A

David Lohman kwam met subgroepen van hoogbegaafde kinderen:
- De high-accomplished groep: kinderen die buitengewone prestaties vertonen binnen een bepaald domein.
- De high-potential groep: kinderen die nog geen buitengewone vaardigheden vertonen, maar wel de potentie hebben om die te ontwikkelen.
-> Belangrijk om meerdere selectiecriteria (informeel en formeel) mee te nemen voor hoogbegaafdheid, want:
1. leraren rating -> baseren het vooral op academische resultaten.
2. bij 1 meting (van non-verbale redenering test) kan een kind mogelijk hoogbegaafd zijn, maar mogelijk een jaar later niet meer binnen het criterium vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

methode -> kinderen selecteren op basis van 3 indicatoren voor begaafdheid

A

In de huidige studie werden kinderen geselecteerd op basis van 3 indicatoren voor begaafdheid:
1. Docent nominatie (focus op domeinen als abstract denken, taal skilss ect. Maar vaak beoordeeld op kind hun functioneren bij weinig support of harde werk) -> indirecte indicatie.
2. Creativiteit (nog onduidelijk of het oorzaak of gevolg is)
3. Non-verbaal redeneervermogen (sommige kinderen hun vaardigheden zijn nog niet volledig ontwikkeld -> niet gezien worden als hoogbegaafd door leraar en geen steun krijgen terwijl ze dit wel nodig hebben.
-> Het doel was om hiermee verschillende subtypes van begaafde kinderen te identificeren.
nog 3 criteria die er later bij kwamen
- Score op TCT-DP test van 90th percentiel of hoger.
- Docent nominatiescore van 1 (10% hoogst scorende)
- Een percentiele score op de raven’s SPM van 95 of hoger (alle kinderen hadden 90 of hoger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hypothese 1 + resultaat -> hoogbegaafde kinderen kunnen zowel een hoger als lager psychologisch welzijn hebben dan niet hoogbegaafde kinderen.

A

Hypothese 1: hoogbegaafde kinderen kunnen zowel een hoger als lager psychologisch welzijn hebben dan niet hoogbegaafde kinderen.
Resultaten:
Algemene groep verschilde niet erg van normale mensen, maar subgroepen verschilden wel.

-> Over het algemeen verschilden de hoogbegaafde kinderen niet van de vergelijkingsgroep op de leeftijd van 6 tot 8 jaar op waargenomen scholastische competentie, gedrag en plezier in het naar school gaan, evenals op externaliserende problemen en pro-sociale vaardigheden. De enige verschillen waren dat hoogbegaafde kinderen een lagere eigenwaarde en sociale acceptatie ervoeren, maar ook minder internaliserende problemen.
-> Mogelijk dat wanneer de kinderen ouder zijn en meer onderwijservaring hebben het welzijn kan veranderen. Zeker als onderwijs niet aansluit bij behoeften -> negatieve invloed op ontwikkeling eigenwaarde en sociale acceptatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hypothese 2 + resultaat -> zeer creatieve kinderen hebben waarschijnlijk een lager psychologisch welzijn dan kinderen die laag schoren op creativiteit.

A

Hypothese 2: zeer creatieve kinderen hebben waarschijnlijk een lager psychologisch welzijn dan kinderen die laag schoren op creativiteit.
Resultaten: bevestigd -> heel creatieve kinderen hadden lagere welzijn, ze zaten hoger in internaliserend en externaliserende problemen, op alle andere gebieden zaten ze hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hypothese 3 + resultaat -> Docent-genomineerde kinderen hebben waarschijnlijk een hoger psychologisch welzijn dan kinderen die niet door hun docent genomineerd werden.

A

Hypothese 3: Docent-genomineerde kinderen hebben waarschijnlijk een hoger psychologisch welzijn dan kinderen die niet door hun docent genomineerd werden.
Resultaten: bevestigd -> kinderen door hun docent werden genomineerd als hoogbegaafd, ervaarden een beter welzijn dan kinderen die niet genomineerd waren. Ze toonden minder internaliserende en externaliserende problemen (precies tegenovergestelde als resultaat hypothese 2) -> Dit komt door de erkenning waardoor mensen versterkte sociale welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hypothese 4 + resultaat -> Hoog presterende kinderen hebben waarschijnlijk een hoger psychologisch welzijn dan kinderen die slecht presteren.

A

Hypothese 4: Hoog presterende kinderen hebben waarschijnlijk een hoger psychologisch welzijn dan kinderen die slecht presteren.
Resultaten: bevestigd -> Hogere prestatie zorgt voor hoger psychologisch welzijn, geen verschil in sociale acceptatie-> eerder een hoger psychologisch welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Conclusie

A

Al met al levert de huidige studie een bijdrage aan de literatuur over hoogbegaafdheid en psychologisch welzijn. Hoewel de kleine steekproefomvang vereist dat de resultaten met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, is de bijdrage van deze studie uniek door de jonge leeftijd van de participanten. Ook werden verschillende selectiecriteria gebruikt. De resultaten toonden aan dat begaafde kinderen niet per se een hoger of lager psychologisch welzijn hebben dan andere kinderen van hun leeftijd. Het is echter wel zo dat er bepaalde subgroepen van begaafde kinderen zijn die een risico lopen op een lager welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Limitaties van het huidige onderzoek

A
  • Er was sprake van een relatief kleine steekproefgrootte
  • Er was veel variabiliteit in de groep van begaafde kinderen -> grote heterogeniteit = resultaten elkaar opheffen en daarom weinig verschil in gehele groep en wel in subgroepen.
  • De kinderen in deze studie waren jonger dan die in de meeste andere studies
  • De gebruikte meting voor het psychologisch welzijn is misschien onvoldoende om een volledig beeld van het welzijn van begaafde kinderen te krijgen (bv uit andere studies blijkt dat ze een lager sociaal en fysiek welzijn hebben).
  • De selectiecriteria waren gebaseerd op vrij nauwe metingen. Toekomstig onderzoek zou gebruik moeten maken van meer uitgebreide testen voor alle criteria.
  • Zowel IQ test en creativiteit test hadden een sterk visueel component -> mogelijk onderlinge relatie beïnvloed.
  • De kinderen hadden maar 6-18 maanden school gehad en resultaten waren gebaseerd op enkele meting van lezen en rekenen -> dit voorzichtig interpreteren.
  • Slechts 15 begaafde kinderen voldeden aan de criteria voor creativiteit, terwijl er bij begaafde kinderen over het algemeen hoge creativiteit wordt verwacht. Komt mogelijk door specifieke meting of criterium van 90th percentiel was te hoog.
  • Enkel kinderen die aan twee of meer criteria van begaafdheid voldeden werden in de huidige studie betrokken. Hierdoor zijn hoogbegaafde kinderen die slechts aan een criterium voldeden mogelijk buitengesloten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Implicaties voor de praktijk en toekomstig onderzoek

A

In de huidige studie werden begaafde kinderen op verschillende manieren geïdentificeerd (docent nominatie, creativiteit & non-verbaal redeneervermogen). Uit de resultaten bleek dat verschillende subtypes van begaafdheid waren gerelateerd aan verschillende niveaus van welzijn. Dit moet meegenomen worden in de identificatie procedures -> bvb docenten meer bewust zijn van hun perceptie en identificatie procedure. Ook is het belangrijk om welzijn processen te monitoren bij alle kinderen, maar bij hoogbegaafde kinderen in het bijzonder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly