P4: Artikel van Hoogeveen et al. (2008): Self-Concept and Social Status of Accelerated and Nonaccelerated Students in the First 2 Years of secondary school in the Nederlands Flashcards
introductie artikel Hoogeveen
Introductie
Omdat academische acceleratie (of versnelling) steeds populairder wordt op de basisschool is het van belang om onderzoek te doen naar de implicaties ervan op de cognitieve ontwikkeling, de academische prestaties en het sociaal-emotionele welzijn van kinderen.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat sterke, positieve effecten worden gevonden omtrent academische prestatie en cognitieve ontwikkeling. Studies die kijken naar de sociale en emotionele effecten van acceleratie vinden wisselende resultaten. Over het algemeen geldt dat er geen duidelijk bewijs wordt gevonden voor het idee dat versnelling geassocieerd zou zijn met grote sociale of psychologische moeilijkheden.
onderzoeksvraag : onderzoek naar het self-concept die versnellen en niet versnellen in de middelbare school. Zelfconcept door vragenlijst, sociale status door vragen aan andere kinderen.
Methode artikel Hoogeveen
De huidige studie onderzocht het zelfconcept en de sociale status van geaccelereerde en non-geaccelereerde studenten in hun eerste jaar van de middelbare school. De studie vond plaats in Nederland en keek naar 357 studenten van 18 verschillende scholen. De variabelen die op drie verschillende momenten werden gemeten waren het zelfconcept, de sociometrische status en gedrag reputaties.
De huidige studie wil het gebrek aan onderzoek naar de sociaal-emotionele effecten van acceleratie aanvullen door te kijken naar twee variabelen:
* Het zelfconcept: gedefinieerd als zelfpercepties die gevormd worden door ervaringen en interpretaties van de omgeving. Het zelfconcept werd in de huidige studie gemeten d.m.v. zelfrapportages op de zogeheten SDQ-II.
* De sociale status: een manier om de sociale status te meten is door te kijken naar de mate van acceptatie en afwijzing door positieve en negatieve nominaties. De sociale impact (mate waarin een individu populair is) en sociale voorkeur (mate waarin een individu geliefd is) kunnen hieruit afgeleid worden. In de huidige studie is gebruik gemaakt van deze meetmethode.
resultaten -> zelfconcept
Zelfconcept
Het totale zelfconcept steeg bij jongens tussen de eerste en tweede meting en bij meisjes tussen de derde en vierde meting. Dit kan te maken hebben met het feit dat meiden zich eerder ontwikkelen dan jongens. Echter was er geen significant verschil tussen de geaccelereerde en non-geaccelereerde studenten. Uit de resultaten bleek wel dat geaccelereerde studenten meer positieve zelfconcepten hadden op het gebied van wiskunde (vooral jongens). Jongens hadden echter wel een minder positief sociaal zelfconcept. Meisjes hadden een lager zelfconcept in het eerste jaar, maar bij de derde meting was geen verschil meer. Dit is mogelijk te verklaren door het feit dat de puberteit eerder begint bij meisjes dan bij jongens. Dit verlaagde sociale zelfconcept kan mogelijk verklaard worden door het zogeheten big-fish-little-pond effect (BFLPE). Dit effect treedt op wanneer een excellente leerling zichzelf voorheen vergeleek met gemiddelde leerlingen en hierdoor uitblonk, terwijl het kind na versnelling terechtkomt in een hogere klas en niet langer meer uitzonderlijk is.
Academisch zelfconcept was positiever voor acceleratie studenten.
! Voor jongens blijft het verschil in zelfconcept en sociale status bestaan na het eerste jaar en bij meiden blijft dit verschil niet bestaan.
resultaten -> sociale status
Sociale status
Daarnaast bleek dat geaccelereerde studenten een lagere sociale status hadden en dat ze werden gezien als minder coöperatief, minder humorvol, minder behulpzaam en minder leidend en minder sociaal. Kortom, de gedragsreputaties van geaccelereerde kinderen waren negatiever. Verder geldt dat de beoordelingen van leeftijdsgenoten negatiever waren voor geaccelereerde jongens dan voor geaccelereerde meisjes.
discussie artikel Hoogeveen
Discussie
Wat opvallen is aan de resultaten is dat, in tegenstelling tot eerdere onderzoeken, werd gevonden dat de sociale status van geaccelereerde kinderen relatief laag is. In het huidige onderzoek werd een alarmerend hoog percentage van afgewezen geaccelereerde studenten gevonden. Dit kan immers slecht zijn voor hun sociale ontwikkeling.
Dit komt mogelijk doordat in het huidige onderzoek niet alleen zelfrapportages zijn gebruikt, maar ook vragenlijsten bij klasgenoten. Dit suggereert dat geaccelereerde studenten negatiever worden beschouwd door klasgenoten dan ze zelf rapporteren. Waarschijnlijk ligt deze afwijzing dus niet aan hun sociale competentie, maar aan andere factoren zoals de bevooroordeelde houdingen van leeftijdsgenoten en docenten.
Mogelijk kan het daarom nuttig zijn voor docenten om een positieve houding richting geaccelereerde studenten te promoten en om alert te zijn voor mogelijke vooroordelen die klasgenoten over ze hebben. Het doel hierbij is om een accepterend en tolerant klimaat in de klas te faciliteren. Dit kan de sociale status van geaccelereerde kinderen verbeteren.
limitaties artikel van Hoogeveen
Limitaties
- In onderzoeken wordt veel vertrouwd op zelfrapportages
- Onderzoeken naar sociaal-emotionele competenties van accelereerde leerlingen zijn beperkt.