P2: Artikel van George & Odgers (2015): seven fears and the science of how mobile technologies may be influencing adolecents in the digital age Flashcards
relevantie monografie van George en Odgers
Relevantie: 90% adolescenten in VS heeft telefoon en frequent gebruik -> veel volwassenen vragen zich af hoe continu verbonden zijn van invloed is op ontwikkeling van adolescenten. Dit artikel -> heeft 7 angsten geselecteerd die gebieden reflecteren waarin bewijs was dat ouders ook bezorgd waren en waarvoor voldoende onderzoek was om een gebalanceerde review over het overwerp te schrijven.
waarom focus op de adolescente periode in artikel van George
In het huidige artikel wordt nadrukkelijk gekeken naar de potentiële negatieve effecten van mobiele technieken op individuen uit de adolescente periode (12-20 jaar). Er zijn 3 redenen voor het feit dat specifiek naar deze levensfase wordt gekeken:
- Er is een hechte overeenkomst tussen de kerneigenschappen van hoe mobiele apparaten typisch worden gebruikt en kritieke ontwikkelingstaken die een rol spelen bij de adolescentie (vb vrienden maken, autonomie, eigen identiteit ontdekken).
- Hoewel adolescenten niet de enige gebruikers van mobiele apparatuur zijn, worden ze wel gezien als de meest kwetsbare doelgroep wegens de dramatische sociale, cognitieve, biologische en psychologische veranderingen die ze doorgaan.
- Adolescenten uit de huidige generatie zijn uniek in de zin dat ze zijn opgegroeid met de digitale wereld. De meesten herinneren zich geen tijd zonder het internet.
Angst 1 – ouders maken zich zorgen over met wie hun kinderen online interageren en wat voor soort informatie ze delen met anderen
-> Angst is niet gegrond, want onderzoek heeft echter aangetoond dat online en offlinenetwerken er erg vergelijkbaar uitzien (bij vriendschappen) &communicatie met vreemden komt zelden voor. Wel komt dit onderzoek uit zelfrapportages -> = mogelijk vertekend beeld. Onderzoek heeft ook aangetoond dat het merendeel van de berichten die worden verstuurd door adolescenten inhoudelijk positief of neutraal zijn. Slechts een klein deel van de berichten is negatief, seksueel getint of grof. Wel soms naaktfoto’s verzonden en ontvangen -> brengt risico’s met zich mee gezien eenvoudige verspreiding via internet.
Angst 2 – ouders zijn bang dat hun kinderen slachtoffer worden van cyberpesten of dat ze seksueel worden aangespoord door vreemden
-> Niet gegrond, cyberpesten heeft een lagere prevalentie dan traditioneel pesten → ligt tussen de 10-40% en er is veel overlap tussen online en offline pestkoppen. Het risico om aangesproken te worden door een vreemden is relatief laag -> offline hier risico voor lopen = online ook risico
- Slachtoffer cyberpesten; significante mentale en fysieke gezondheidsproblemen. -> negatief gevoel; schaamte, piekeren, angst, eenzaam, depressief, later mogelijk suïcidaal (meer kans dan normaal pesten)
- Wel een hoog percentage bij het delen van seksueel getinte content (30%)
- 80% van de ouders is bang dat hun kinderen te maken krijgen met cyberpesten. -> Dit is de grootste angst die ouders hebben.
- Nieuwe risico’s; het is anoniem en je kan snel veel mensen bereiken
Angst 3 – de constante connectiviteit van adolescenten interfereert met offline socialisatie, ervaringen en vriendschappen
-> Niet gegrond, onderzoek heeft aangetoond dat frequentie online gesprekken met vrienden ervoor zorgen dat de betrokken individuen een hogere kwaliteit van vriendschap ervaren. -> mogelijk werkt dit bevorderend voor zelfonthulling en gevoel van verbondenheid. LET OP; causale relatie is nog bidirectionaal -> veel online interactie = sterke vriendschap/ sterke vriendschap = veel online contact.
Maar als mensen nog geen goede relaties hebben -> kan het mogelijk niet goede relaties versterken. Verlegen studenten gebruiken online platformen om makkelijk contact te leggen met anderen en het gevoel van eenzaamheid vermindert hierdoor. Soms kan het ook juist zorgen voor meer eenzaamheid of mentale gezondheidsproblemen (passief gebruik van sociale media/ uitwisseling van negatieve invloed).
Angst 4 – mobiele telefoons creëren een digitale kloof tussen ouder en hun kinderen
-> Niet gegrond (soms wel/soms niet). Onderzoek toont aan dat gematigd gebruik van technologie niet leidt tot een afname in de kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind. Als de relatie offline sterk is, dan kan de relatie online alleen maar voordelig zijn en versterken. De constante communicatie kan ook leiden tot spanningen -> het hangt ervan af van wie de communicatie komt. Komt de communicatie vanuit de ouders -> niet goed, vanuit kinderen -> wel goed. Als je als ouder vooral communicatie gebruikt om je kinderen te controleren -> leidt tot meer spanningen & adolescenten gaan dan juist info proberen te verbergen -> = sterke voorspeller risicogedrag. -> nog verder causaal onderzoek naar nodig.
Angst 5 – adolescenten experimenteren online met alternatieve identiteiten terwijl ze een digitaal data-archief achterlaten die hun zelfgevoel en toekomstige leven kan schaden
-> Niet gegrond, want de online gedragingen van adolescenten en de manier waarop ze zichzelf representeren is meestal in overeenstemming met hun offlineactiviteiten, interesses en persoonlijkheden. Adolescenten laten wel een digitaal dossier achter -> dit zou op lange termijn gevolgen kunnen hebben, maar hier moet nog meer onderzoek naar gedaan worden.
-> Voordelen mobiele technologieën; online wereld is vaak een veilige ruimte om gevoelige onderwerpen te onderzoeken, experimenteren met alternatieve identiteiten
-> Adolescentie wordt over het algemeen gezien als een optimale periode voor zelf exploratie en identiteit consolidatie – twee processen die allebei afhankelijk zijn van interacties met leeftijdsgenoten en zorgverleners, evenals interne zelfreflectie en consolidatie.
Nadeel: adolescenten willen goede indruk maken op anderen -> via sociale media niet authentiek presenteren.
Angst 6 – continu multitasking op mobiele apparatuur vermindert cognitieve prestaties
-> Niet gegrond, want onderzoek heeft aangetoond dat het negatieve invloed kan hebben op academische prestaties. Maar er is nog weinig onderzoek gedaan naar de invloed ervan op schoolprestaties. De causale richting is onduidelijk van de relatie.
-> Gebrek aan experimenteel onderzoek, want vooral getest op volwassenen i.p.v. adolescenten.
Angst 7 – adolescenten slapen minder door hun mobiele telefoon
-> Bevestigd, want er is overtuigend bewijs gevonden voor het feit dat het gebruik van mobiele technologieën onder adolescenten negatieve effecten heeft op hun slaapduur en kwaliteit. 3 mogelijke verklaringen;
- Schermtijd vervangt slaaptijd
- De emotie die sociale media opwekt zorgt ervoor dat je niet slaapt.
- Blauw licht verstoort activiteit van melatonine en het bijbehorende slaapritme
-> Slechte slaapgewoonten kunnen leiden tot fysieke en mentale gezondheidsproblemen, evenals een verslechterde cognitieve prestatie.
Conclusie artikel george en odgers
In dit artikel is gekeken naar 7 veel voorkomende angsten omtrent de effecten van moderne technologieën op de veiligheid, sociale ontwikkeling, cognitieve prestatie en slaapkwaliteit van adolescenten.
Drie algemene bevindingen komen hieruit voort;
- Met een paar uitzonderingen – zoals slaapverstoring, een nieuwe tool voor pesten en een digitaal dossier – worden de meeste online gedragingen weerspiegeld in de offlinewereld. Hierdoor zijn bepaalde offline factoren voorspellers van online-ervaringen/ effecten.
- De effecten van mobiele technologieën zijn niet uniform; er zijn zowel voordelen als risico’s verbonden aan het gebruik van mobiele apparatuur voor adolescenten.
- Studies die niet afhankelijk zijn van zelfrapportages zijn nodig om te begrijpen hoe interacties met mobiele technologieën een invloed hebben op de sociale relaties, hersenen en lichamen van adolescenten. Bovendien is het hierbij belangrijk om na te gaan voor welk type individuen dergelijke effecten gelden en onder welke condities.