les 36 t/m 38 Flashcards
exercitus 4
leger
certare
strijden
uterque
elk van beiden
gradus 4
stap, trede
urgére
in het nauw brengen
strepitus 4
lawaai
cornu 4
hoorn
tumultus 4
opschudding, tumult
metus 4
vrees, zorg
dies 5 m
dag
decernere
beslissen
acies 5
slaglinie
iacere, iacio
werpen
universus, -a, -um
gezamenlijk
impetus 4
- het aanstormen
2. aanval
haerére
blijven steken
impedire
belemmeren, verhinderen
dexter, -tra, -trum
rechter-, rechts
manus 4 v
hand
trahere
trekken
invadere
binnendringen, aanvallen
instare +dat
achterna zitten
incolumis, -e
ongedeerd
recipere, recipio
- ontvangen
2. zich terugtrekken +se
uter, utra, utrum
welk(e) van beiden
res 5
zaak, ding, kwestie
oppidum
(vesting)stad
gens, gentes
- volk, stam
2. geslacht
auxilium
- hulp
2. hulptroepen
adventus 4
aankomst
socius
bondgenoot
munus, munera
- taak
2. geschenk
centurio, -ones
centurio, officier
bis
tweemaal
saevus, -a, -um
wild, woest
paulo
een beetje
species 5
uiterlijk
color, colores
kleur
vis, vires
kracht, geweld
captus
ppp van capere (pakken, nemen)
tam
zo
barbarus, -a, -um
- barbaars bnw
2. barbaar znw
usque ad +acc
tot aan
quoniam
aangezien
solus, -a, -um
alleen
praemium
beloning
datum
ppp van dare (geven)
corrumpere
- bederven
2. omkopen
obtinére
- in bezit krijgen
2. in bezit hebben
exitus 4
- uitgang
2. afloop
properare
zich haasten
vix
met moeite, nauwelijks
intra +acc
binnen
patére
openstaan
clausus
ppp van claudere (sluiten)
spes 5
hoop, verwachting
descendi
pf van descendere
descendere
afdalen
fides 5
- (woord van) trouw
2. vertrouwen
inii
pf van inire
inire
- ingaan
2. beginnen
posterus, -a, -um
volgend
princeps, principes
- voornaamste bnw
2. leider znw
convocare
bijeenroepen
singuli, -ae, -a mv
stuk voor stuk
vivus, -a, -um
levend
dedere (se)
(zich) overgeven
propositus
ppp van proponere
proponere
- voorleggen
2. voorstellen
legatus
gezant
missus
ppp van mittere (sturen)
imperium
- bevel, gezag
2. heerschappij, rijk
imperator, -ores
- opperbevelhebber
2. keizer