les 1 t/m 6 Flashcards
1
Q
flumen, flumina
A
rivier
2
Q
rex, reges
A
koning
3
Q
servus
A
slaaf
4
Q
vocare
A
roepen
noemen
5
Q
venire
A
komen
6
Q
audire
A
horen
7
Q
videre
A
zien
8
Q
puer, pueri
A
jongen
9
Q
iacere
A
liggen
10
Q
clamare
A
schreeuwen
11
Q
et
A
en
ook
12
Q
lacrimare
A
huilen
13
Q
iubere
A
bevelen
14
Q
necare
A
doden
15
Q
timere
A
vrezen, bang zijn voor
16
Q
ideo
A
daarom
17
Q
mandatum
A
opdracht
18
Q
non
A
niet
19
Q
recusare
A
weigeren
20
Q
tamen
A
toch
21
Q
tollere
A
optillen
22
Q
ad
A
naar, tot
bij
23
Q
portare
A
dragen
24
Q
in (+acc)
A
in, naar
25
ponere
plaatsen
26
locus
plaats
27
ubi
waar
28
aqua
water
29
inter (+acc)
tussen
| tijdens
30
arbor, arbores
boom
31
ibi
daar
32
esse
zijn
33
custodire
bewaken
34
subito
plotseling
35
accedere
gaan naar
| naderen
36
haud
helemaal niet
37
preabere
(aan)bieden
38
sic
zo
39
bibere
drinken
40
cogitare
(na)denken
41
deus
god
42
protegere
beschermen
43
nam
want
44
uxor, uxores
echtgenote
45
tradere
overhandigen
46
dicere
zeggen
47
favere
steun geven aan
48
filius
zoon
49
femina
vrouw
50
ridere
lachen
51
nomen, nomina
naam
52
dare
geven
53
mater, matres
moeder
54
sicut
zoals
55
pater, patres
vader
56
amicus
vriend
57
de (+abl)
van(af)
| over
58
mons, montes
berg, heuvel
59
cum
met
60
frater, fratres
broer
61
populus
volk
62
tacere
zwijgen
63
quoque
ook
64
tandem
eindelijk
65
dividere
verdelen
66
urbs, urbes
stad
67
aedificare
bouwen
68
primum
eerst
69
in (+abl)
in
| op
70
vir, viri
man
71
saxum
rots, rotsblok
72
murus
muur
73
facere, facio
doen
| maken
74
dum
terwijl
| zolang als
75
placere
bevallen
76
cur
waarom
77
licet
het is toegestaan (aan)
78
iam
al, reeds
79
stare
staan
80
hostis, hostes
vijand
81
intrare
binnenkomen
82
civis, cives
burger
83
sed
maar
84
gladius
zwaard
85
roma
rome
86
periculum
gevaar
87
arx, arces
burcht
88
romanus
romein
89
turba
menigte
90
puella
meisje
91
miles, milites
soldaat
92
si
als, indien
93
temptare
proberen
94
semper
altijd
95
retinere
tegenhouden
96
nox, noctes
nacht
97
dormire
slapen
98
pars, partes
deel
99
custos, custodes
bewaker
100
silentium
stilte
101
ecce
kijk
102
arma
wapens
103
statim
meteen
104
cadere
vallen
105
post
achter
| na
106
auxilium
hulp
107
servare
redden
108
ignis, ignes
vuur
109
per
door(heen)
| gedurende
110
annus
jaar
111
vivere
leven
112
nuper
kort geleden
113
docere
onderwijzen
114
ardere
branden
115
debere
moeten
116
dea
godin
117
abesse
afwezig zijn
118
addere
toevoegen
119
diu
lang, lange tijd
120
discedere
weggaan
121
sol, soles
zon
122
ludere
spelen
123
tantum
slechts, alleen maar
124
poena
straf
125
ostendere
tonen
126
culpa
schuld
127
super
boven(op), over
128
orare
bidden (tot)
| smeken (om)
129
signum
teken
130
e/ex
uit
131
mox
spoedig
132
bellum
oorlog
133
gerere
1 dragen
| 2 voeren
134
victoria
overwinning
135
dux, duces
aanvoerder, leider
136
equus
paard
137
sedere
zitten
138
pugna
gevecht
139
vincere
(over)winnen
140
fugere, fugio
vluchten
141
interea
intussen
142
expectare
wachten (op)
143
forum
forum, marktplaats
144
pro+abl
1 voor
| 2 in plaats van
145
vita
(het) leven
146
pugnare
vechten
147
num
(toch) zeker niet
148
vendere
verkopen
149
cupere, cupio
graag willen, verlangen
150
amare
houden van, liefhebben
151
prope+acc
dichtbij
152
templum
tempel
153
narrare
vertellen
154
celebrare
(feest)vieren
155
scilicet
natuurlijk