Basiswoorden Blok 8 Flashcards
1
Q
posterus
A
volgend (postera, posterum)
2
Q
iam
A
al, reeds, nu, van nu af aan
3
Q
iungo (iungére)
A
verbinden
4
Q
iunxi, iunctus
A
pf van iungo ( verbinden)
5
Q
copia
A
voorraad, overvloed
6
Q
copiae (mv)
A
troepen, legermacht
7
Q
tamen
A
toch, echter, niettemin
8
Q
pauci, -orum (mv)
A
weinige(n), enkele(n)
9
Q
magis
A
meer
10
Q
mos, moris (m)
A
gewoonte, gebruik
11
Q
mores, -um (mv)
A
karakter, levenswijze, gedrag
12
Q
locus (mv loci of loca)
A
- plaats, streek
- gelegenheid, mogelijkheid
13
Q
progredior (progredi)
A
voortgaan
14
Q
progressus sum
A
pf van progredior (voortgaan)
15
Q
moror (morari)
A
- verblijven, talmen
- ophouden, vertragen