Basiswoorden Blok 4 Flashcards
1
Q
pervenio
A
(aan)komen, bereiken
2
Q
perveni, perventum
A
pf van pervenio ((aan)komen, bereiken)
3
Q
inde
A
- daarvandaan, vandaar
- daarna
- vandaar, daarom
4
Q
frequens, frequentis
A
talrijk, herhaaldelijk (frequens, frequens)
5
Q
populus
A
volk
6
Q
ibi
A
daar
7
Q
bellum
A
oorlog
8
Q
aperio
A
openen
9
Q
aperui, apertus
A
pf van aperio (openen)
10
Q
ars, artis
A
vaardigheid, kunst, wetenschap
11
Q
insidiae, -arum (mv)
A
hinderlaag, complot, aanslag
12
Q
prope + acc
A
dichtbij
13
Q
prope (bijw)
A
- dichtbij
- bijna
14
Q
orator, arotoris
A
- redenaar
- woordvoerder
15
Q
venio
A
komen