Basiswoorden Blok 1 Flashcards
mitto (mittére)
zenden, sturen
perfectum mittére
misi, missus
in + acc
naar, naar binnen, jegens
in + abl
in, op, bij
primus
eerste (prima, primum)
primo (bijw)
eerst, aanvankelijk
primum (bijw)
eerst, voor het eerst
statim
meteen, onmiddelijk
adventus, adventus
(aan)komst
omnis
- ieder, elk (omnis, omne)
- geheel
omnes (mv)
alle(n)
omnia (oms mv)
alle(s)
exercitus, exercitus
leger
iuvenis, iuvenis
jongeman
reddo (reddére)
- teruggeven
- (+ 2 acc) maken tot
perfectum reddére
reddidi, redditus
sibi
dat enk/mv van se (voor/aan zich)
vetus, veteris
oud (vetus, vetus)
miles, militis
soldaat
credo (credére) + dat
- geloven, vertrouwen
- toevertrouwen
idem, eiusdem
dezelfde, hetzelfde (eadem, idem)
vis (v)
- geweld, kracht
- macht, invloed
vis acc
vim
vis abl
vi
vis mv nom/acc
vires
oculus
oog
habitus, habitus
- houding
- toestand
os, oris (onz)
mond, gezicht
dein(de)
daarna, vervolgens
brevis
kort (brevis, breve)