Basiswoorden Blok 7 Flashcards
1
Q
tunc (bijw)
A
- toen, dan, op dat moment
- vervolgens, daarna
2
Q
quoque
A
ook (staat achter woord dat het benadrukt)
3
Q
extremus
A
buitenste, uiterste, laatste (extrema, extremum)
4
Q
nam
A
want
5
Q
dum +ind
A
- terwijl
- zolang als
6
Q
dum +conj
A
- totdat
- mits
7
Q
quia
A
aangezien, omdat
8
Q
ita
A
zo
9
Q
auxilium
A
hulp
10
Q
per +acc
A
- door…heen
- gedurende
- door (middel van), via
11
Q
medius (bijv nw)
A
in het midden, middelste (media, medium)
12
Q
unus, unius
A
één, (als) enige, alleen, (una, unum)
13
Q
sine +abl
A
zonder
14
Q
impedimentum
A
hindernis, bezwaar
15
Q
A