les 33 t/m 36 Flashcards
factus
ppp van facere (doen/maken)
pondus, pondera
gewicht
constat
het staat vast
mundus
wereld
collectus
ppp van colligere (verzamelen)
sperare
hopen
futurus
inf fut van esse
nimium +gen
teveel
scienta
kennis, wetenschap
nocére +dat
schaden, kwaad doen
doctus
ppp van docére (onderwijzen)
tener, -era, -eram
- teer
2. jong
aetas, aetates
leeftijd
invenire
- vinden
2. uitvinden
mens, mentes
geest, verstand
ira
woede
affectus
ppp van afficere
afficere, afficio
treffen, vervullen
interfeci
pf van interficere (doden)
inventus
ppp van invenire
utilis, -e
nuttig
ductus
ppp van ducere (leiden/ brengen)
summus, -a, -um
- hoogste
2. de top van
lumen, lumina
- licht
2. lamp
nolle
niet willen
studium
- ijver, enthousiasme
2. studie
honor, honores
- eer
2. (ere)ambt
gloria
roem
quare
waarom
desiderare
verlangen (naar)
confirmare
bevestigen
potestas, -ates
- macht
2. gelegenheid
contempsi
pf van contemnere
contemnere
minachten
praeferre
liever hebben, verkiezen
pauper, pauper-
arm(oedig)
dictum
ppp van dicere (zeggen)
quasi
- als(of)
2. als het ware
canis, canes
hond
possedi
pf van possidére (bezitten)
ne…quidem
zelfs niet
bibi
pf van bibere (drinken)
lux, luces
(dag)licht
accensus
ppp van accendere (aansteken, ontsteken)
verus, -a, -um
echt, waar
quaesivi
pf van quaerere (zoeken/vragen)
falsus, -a, -um
onwaar, ongegrond