HC. 7 - Ritme- en geleidingsstoornissen 3 Flashcards

1
Q

Kenmerken atrium fibrileren (AF)

A
  • Net als ventrikel fibrileren chaos, maar wel met leven verenigbaar
  • In tegen stelling tot VF zijn bij AF wel QRS complexen te zijn
  • Pols is inequaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heet de gekriebel op de ECG van AF?

A

F-waves, dit zijn geen p-toppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door wat kan atriumfibrileren ontstaan? En wat zijn risicofactoren hiervoor?

A

Verlittekening in de wand vd boezem –>
- Verhoogde atriale druk
- Verhoogde atriale spiermassa
- Ontsteking van het atrium
- Infiltratie van het atrium

RF: Hypertensie en kleplijden (en ook wel ouderdom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke risico ligt achter het boezemfibrileren?

A

Het ontstaan van een CVA, omdat er tijdens het fibrileren een trombus kan ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan deze risico van een CVA gecounterd worden?

A

Het geven van antistollingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt bepaalt of er antistollingsmiddelen gegeven moet worden?

A

Dmv de CHA2DS2-VASc score

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de onderdelen van de CHA2DS2-VASc score, en bij welke score krijgt men al antistolling?

A
  • Hartfalen
  • Hypertensie
  • 75 jaar of ouder
  • Diabetes mellitus
  • Stroke history
  • Vasculaire history
  • Geslacht

Bij een score van 1 al

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de HAS-BLED score?

A

Om te bepalen of het wel handig is om antistolling te geven, hiermee wordt de CHA2DS2-VASc score tegen deze score gezet om te kijken welke hoger scoort.

Als CHA2DS2-VASc > HAS-BLED –> Orale antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een typische trigger van een tachycardie?

A

Hyperthryoidie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe probeert men acute situatie op te lossen?

A

Met medicijnen, zoals AV knoop remmers, betablockers of calciumantagonisten. Ook bewust blijven van mogelijk antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekenen de termen: rate control en ritme control

A

Rate: Hartslag rond de 80 laten pompen
Ritme: Nastreven van de sinusritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is sinus arrythmia

A

Normaal fysiologisch fenomeen door ademhalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een PAC (Premature Atrial Contraction)?

A

Een P-top die te vroeg komt, vorm hiervan kan verschillen, of niet perse andere morfologie te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een PVC (premature Ventriculair Contraction)?

A

Valt te vroeg, brede + bizare slag(en) en geen p-top voor de QRS-complex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klasses zijn er in anti-arrrhytmia medicijnen (VAughan Williams)

A

I= Natrium kanalen
II= Betablockers
III= Actiepotentiaal verlengers
IV= Calcium-kanaal blockers (Calcium antagonisten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke klasse van Vaughan Williams vertraagt de AV-knoop?

A

II en IV

Beta-blockers en calcium antagonisten

17
Q

Welke klasse beinvloed de cardiale weefsel?

A

I en III

Natriumkanalen en actiepotentiaal verlengers

18
Q

Wat krijg je als je een reanimatie hebt overleefd (dus bij VF/VT)

A

een ICD

19
Q

Wanneer pacemaker?

A

Bij te trage hartslag