HC. 2 - Therapie van perifeer vaatlijden Flashcards

1
Q

Hoe groot is de 5 jaars mortaliteit bij claudicatio intermittens?

A

20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe groot is de 5 jaars mortaliteit bij kritieke ischemie?

A

50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de primaire preventie bij perifeer vaatlijden?

A
  1. Voorkomen van atherosclerose in de bevolking
  2. Leeftijlverbetering (door informatieverstrekking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de secundaire preventie?

A

Dit is bij mensen die al atherosclerose hebben:
1. Voorkomen van problemen van atherosclerose bij symptomatische vaatlijden
2. Voorkomen van nog een event als er al een MI of CVA is geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke medicatie geef je aan patienten met aangetoonde (symptomatische) atherosclerose?

A
  • Statine
  • Clopidogrel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke klacht komt erbij als er sprake is van kritieke ischemie naast claudicatio?

A

Pijn in rust (<voeten of tenen)/wonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke aanvullende onderzoek kan er gedaan worden bij perifeer vaatlijden? (op chronologische volgorde)

A
  1. Enkel-arm index
  2. Duplex
  3. CT Angiografie
  4. MR Angiografie
  5. Conventionele Angiografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is perifeer vaatlijden aangetoond bij Enkel-Arm Index?

A

Bij een daling van 0.15 kun je dit aantonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de fontaine classificaties?

A

I= Geen klachten (asymptomatisch)
II= Klachten
IIa= niet invaliderend (lange afstanden >200m)
IIb= invaliderend (korte afstanden <200m)
III= rustpijn
IV= Gangreen/wonden/weefselverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de eerste behandeling bij aantoning perifeer vaatlijden, bij fontaine II klachten?

A

Gesuperviseerde looptraining

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet deze looptraining?

A

Zorgt voor neovasculogenesis, nieuwe collaterale aanmaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer opereer je (invasief)?

A

Bij fontaine III en IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke operatie mogelijkheden zijn er?

A
  1. PTA (percutane transluminale angioplastiek) –> stent
  2. Endarteriectomie
  3. Bypass chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van PTA?

A
  • Geschikt voor korte afwijkingen
  • Bij stenoses
  • Via de lies
  • Hoe groter het vat, hoe beter
  • Expertise nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken van endarteriectomie?

A
  • Korte afwijkingen op buigpunten (femoralis communis en carotis interna)
  • Sluiten met patch (kunststof/veneus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is de patency(toegankelijkheid) van een vene of van kunststof patch beter?

A

Van de vene.

17
Q

Mbt tot infecties, wat is veiliger? Vene of kunststof patch?

A

Vene

18
Q

Waar is de patency beter, distaal of proximaal?

A

Proximaal