HC. 4 - Diepe veneuze trombose Flashcards

1
Q

Wanneer is er sprake van een DVT (Diepe Veneuze Trombose)?

A

Als het zich proximaal bevindt, dus vanaf de vena poplitea of hoger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een VTE?

A

Veneus Trombo-embolisch Event

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is er sprake van een VTE?

A

Als een stolsol lost schiet die zich in de kleppen in het veneuze stelsel vormt, een embolus. Deze kan dan in een longarterie komen. Deze event is een VTE.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vaak komen veneuze tromboses voor in NL per jaar? (verhouding mensen)

A

1/1000 mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de epidoemiologische verhoudingen DVT en longembolie?

A

2/3 DVT en 1/3 longembolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kan bij 13-16 jarige meiden de reden zijn voor een trombose?

A

De pil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn risicofactoren voor trombosebeen?

A

Roken
Orale anticonceptie (de pil)
Kanker (1 op 5 mensen krijgen trombose)
Immobilisatie (=3 dagen in bed met plas privilege)
Trauma/ operatie
Infuus/ centrale lijn (bijv voor toedienen medicatie)
Zwangerschap
Vliegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk deel van de hemostase is verantwoordelijke voor het ontstaan van een veneuze stolsel?

A

Secundaire hemostase (te veel fibrinedraadjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ontstaan veneuze tromboses volgens de trias van virchow?

A
  1. Stasis (bv: immobiliteit)
  2. Vaatwandschade (bv trauma of operatie)
  3. Hypercoagulabiliteit (bv: meer stollingsfactoren door kanker of zwangerschap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de remmers van het stolsysteem?

A
  • Antitrombine
  • Proteine C en S
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door welke mutatie maak je makkelijker fibrine aan?

A

Factor 5 Leiden mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn symptomen van DVT?

A

Pijn
Gezwollen been
Roodheid
Glazend
Warm
(mogelijk koorts)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke aanvullend onderzoek mogelijkheden heb je voor een trombose been?

A

Klinische kansschatting
D-dimeer
Echo (CUS, compressie ultrasonografie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt een CUS (compressie ultrasonografie?)

A

Met de echokop probeer je de venen dicht te duwen. Een vene waar een stolsel zit kan men niet dichtdrukken. Je kijkt in de lies en knieholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een klinische kansschatting?

A

Een scorelijst, om zo te bepalen of er een echo gemaakt moet worden.

Hoog is score: 2 of hoger, laag is kleiner dan 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kun je met D-Dimeren bepalen?

A

D-dimeren is een product van de fibrinolyse (= knippen van fibrine). Oftewel een afbraakproduct.

17
Q

Bij welke D-Dimeer bepaling is het verhoogd?

A

> 0.5 mg/L

18
Q

Hoe ziet de stappenlijst bij DVT verdenking eruit?

A

KBR <2 –> D-dimeer bepalen:
<0.5= normaal dus DVT uitgesloten
>0,5= verhoogd, dus CUS (echo)

Bij KBR >2 direct CUS.

Bij sterke verdenking, dus hoge KBR en hoge D-dimeer bepaling maar geen CUS aantoning –> na week weer herhalen CUS

19
Q

Hoe lang moet een recidief trombose behandeld worden?

A

Onbeperkte duur.

20
Q

Wat kunnen late complicaties zijn van een trombosebeen? Als de vaatstelsel erg aangedaan is?

A
  • recidief trombose
  • Post-trombotische syndroom (PTS)
  • Veneus ulcus (open been)
21
Q

Wat kun je krijgen door een PTS?

A
  1. Pigmentatie
  2. Verandering vd huid
  3. Hardere been