Chapitre 5 woordjes B F > NL Flashcards
1
Q
quoi que ce soit
A
wat dan ook
2
Q
le logement
A
de accommodatie
3
Q
le quartrier
A
de wijk
4
Q
situé à
A
gelegen in
5
Q
le dortoir
A
de slaapzaal
6
Q
hésiter
A
twijfelen
7
Q
tenez
A
alstublieft
8
Q
l’accueil
A
de ontvangst
9
Q
chaleureux
A
hartelijk
10
Q
coincé
A
stug
11
Q
luxueux
A
weelderig
12
Q
le séjour
A
het verblijf
13
Q
bien placé
A
gunstig gelegen
14
Q
différencier
A
onderscheiden
15
Q
indiquer le chemin
A
de weg wijzen
16
Q
bien entendu
A
uiteraard
17
Q
planifier
A
plannen
18
Q
circuler
A
reizen, rijden
19
Q
se déplacer
A
zich verplaatsen
20
Q
le covoiturage
A
het carpoolen
21
Q
l’itinéraire
A
de reisweg, de route
22
Q
disposer de
A
beschikken over
23
Q
la location
A
de verhuur
24
Q
compter
A
rekenen (op)
25
incontournable
om niet te missen
26
le mode de vie
de leefwijze
27
le moyen
het middel, de wijze
28
la couverture
de dekking
29
le routard
de backpacker
30
se débrouiller
zich redden
31
rater
missen
32
fiable
betrouwbaar
33
de loin
veruit
34
avec soin
zorgvuldig
35
vu que
aangezien, daar
36
lors de
tijdens