Chapitre 4 woordjes B F > NL Flashcards
1
Q
la construction
A
de bouw
2
Q
le chauffage
A
de verwarming
3
Q
visible
A
zichtbaar
4
Q
la vitre
A
het raam
5
Q
animer
A
in beweging brengen
6
Q
la façon
A
de manier
7
Q
réaliser
A
maken / bouwen
8
Q
dater de
A
dateren uit
9
Q
remarquer
A
opmerken
10
Q
le visage
A
het gezicht
11
Q
le crayon
A
het potlood
12
Q
exposer
A
tentoonstellen
13
Q
la toile
A
het doek
14
Q
abstrait
A
abstract
15
Q
le mélange
A
de mix
16
Q
ressembler à
A
lijken op
17
Q
aussi bien que…
A
net zo goed als…
18
Q
se transformer
A
veranderen
19
Q
traîner des pieds
A
slenteren
20
Q
freiner
A
afremmen
21
Q
la sculpture
A
het beeldhouwwerk
22
Q
le mouvement
A
de beweging
23
Q
contemporain
A
hedendaags
24
Q
mobile
A
bewegend
25
le son
het geluid
26
les études d’art vmv
de kunststudie
27
influencer
beïnvloeden
28
tout
alles
29
même si
ook al
30
davantage
meer
31
apercevoir
opmerken
32
la mairie
de gemeente
33
plusieurs
meerdere
34
offrir
geven
35
le mec
de gast
36
se précipiter vers
zich haasten naar