Chapitre 1 zinnen Flashcards
Naar mijn mening, zou men moeten …
À mon avis, il faudrait …
Ik vind het belachelijk om te …
Je trouve c,a ridicule de …
Het is belangrijk/noodzakelijk om te …
Il est important/nécessaire de …
Dit voorwerp is gemaakt van …
Cet objet est en …
Het bestaat uit …
Il se compose de …
Ik gebruik het wanneer / om te …
Je l’utilise quand / pour …
Het is gereedschap waarmee je kunt …
C’est un outil qui permet de / sert à …
Het is een ding dat iedereen gebruikt.
C’est une chose que tout le monde utilise.
Dit voorwerp / Dit apparaat bevindt zich in …
Cet objet / Cet appareil se trouve dans …
Deze organisatie heeft als doel (om) te …
Cette organisation a pour but de …
Ze telt … leden en is actief in … landen.
Elle compte … members et est active dans … pays.