Chapitre 1 zinnen Flashcards

1
Q

Naar mijn mening, zou men moeten …

A

À mon avis, il faudrait …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik vind het belachelijk om te …

A

Je trouve c,a ridicule de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het is belangrijk/noodzakelijk om te …

A

Il est important/nécessaire de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dit voorwerp is gemaakt van …

A

Cet objet est en …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het bestaat uit …

A

Il se compose de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik gebruik het wanneer / om te …

A

Je l’utilise quand / pour …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het is gereedschap waarmee je kunt …

A

C’est un outil qui permet de / sert à …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het is een ding dat iedereen gebruikt.

A

C’est une chose que tout le monde utilise.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dit voorwerp / Dit apparaat bevindt zich in …

A

Cet objet / Cet appareil se trouve dans …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deze organisatie heeft als doel (om) te …

A

Cette organisation a pour but de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ze telt … leden en is actief in … landen.

A

Elle compte … members et est active dans … pays.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly