Chapitre 4 woordjes B NL > F Flashcards
1
Q
het schilderij
A
le tableau
2
Q
het beeldhouwwerk
A
la sculpture
3
Q
het standbeeld
A
la statue
4
Q
de tekening
A
le dessin
5
Q
bewegend
A
mobile
6
Q
gekleurd
A
coloré
7
Q
de schoonheid
A
la beauté
8
Q
het licht
A
la lumière
9
Q
de mix
A
le mélange
10
Q
tentoonstellen
A
exposer
11
Q
lijken op
A
ressembler à
12
Q
opmerken
A
remarquer
13
Q
het is een
A
il s’agit de/d’
14
Q
men ziet
A
on voit
15
Q
er is / er zijn
A
il y a