6V Chapitre 1 woordjes B F > NL Flashcards
1
Q
la comptabilité
A
de boekhouding
2
Q
la clientèle
A
de klanten
3
Q
la gestion
A
het management
4
Q
puisque
A
aangezien
5
Q
autant … que
A
zowel … als
6
Q
notamment
A
voornamelijk
7
Q
en alternance
A
deeltijd(opleiding)
8
Q
le BTS
A
de mbo-opleiding
9
Q
bac+2
A
2-jarige opleiding na eindexamen
10
Q
en toute sécurité
A
in veiligheid
11
Q
faire appel à
A
een beroep doen op
12
Q
diriger
A
leiden
13
Q
envisager
A
op het oog hebben
14
Q
proposer
A
voorstellen / aanbieden
15
Q
retarder
A
vertragen
16
Q
remplacer
A
vervangen
17
Q
une quinzaine
A
een 15-tal
18
Q
le sol
A
de grond / de vloer
19
Q
fréquent
A
veel voorkomend
20
Q
l’inconvénient m
A
het nadeel
21
Q
l’avantage m
A
het voordeel
22
Q
avoir affaire à
A
te maken hebben met
23
Q
de moins en moins
A
steeds minder
24
Q
pour l’instant
A
voor nu
25
en fonction de
wat betreft
26
le livreur
de bezorger
27
le sauveteur
de reddingswerker
28
le conseiller
de adviseur
29
la vente
de verkoop
30
le réchauffement
het opwarmen
31
la personne âgée
de bejaarde
32
le quotidien
het dagelijks leven